Filmen zonder camera
De Utrechtse bioloog Johan Bolhuis stelde in 2011 dat menselijke taal overeenkomt met het gezang van vogels. Aha, vogels! We hadden het kunnen weten, immers, van alle dieren is althans de papegaai in staat onze klanken perfect na te bootsen.
Een oudere theorie, al door Darwin in omloop gebracht, wil dat de homo sapiens eerst heeft gezongen voordat hij is gaan praten; dat spraak zich dus heeft ontwikkeld vanuit zang. Bij recitaties van gebeden is dat nog goed te horen, want in alle godsdiensten klinken die nagenoeg gelijk. Zang heeft voor de mens een speciale functie: hij kan de werkelijkheid ermee ontvluchten. Gevoelens van verliefdheid, verdriet en eenzaamheid die verbaal lastig te uiten zijn, laten zich in een lied ook in aangedikte vorm vertolken. Nog sterker: er bestaat zeker iets als muzikale Kitsch, maar zelfs wanneer de zangers volkomen ongeloofwaardig zijn, kan hun lied overeind blijven (The Traveling Wilbury's met I'm so tired of being lonely). Veinzen, acteren is dus dankzij zang ook makkelijk - bestaat er daarom geen wezen op aarde dat zo onecht kan zijn als de mens? Blijkbaar gaat zang allerlei andere prikkels te boven. Zo leven alzheimerpatiënten op bij liedjes uit hun jeugd, valt de grootste filosoof stil bij Miserere mei Deus van Allegri en zingt de brutaalste puber mee met Amazing Grace. Een beter bindmiddel dan samen zingen is er niet.
Als onze zang en taal van vogels afstammen, dan zullen we aan hen eveneens afgeleide vermogens danken zoals neuriëren, fluisteren en fluiten (Thomas Mann wijst op ons vermogen om fluisterend te fluiten). Ja, zelfs muziek en dans moeten wij aan vogels danken. Muziek! De Australische palmkaketoe drumt met een heus stokje op takken. Dans! Een groep rose flamingo's die zich voortbeweegt in ondiep water lijkt op een boot uit de Canal Pride, en de Zuidamerikaanse manakin - het is vaker opgemerkt - moet Michael Jackson tot de moonwalk hebben geïnspireerd. In muziek en dans overtreffen mensen naar mijn smaak vogels zelfs, wat je van geen enkel ander zoogdier kunt beweren.
Het oerritueel in de fauna? Een mannelijke kogelvis creëert met zijn buik in de zandbodem van de Japanse Zee cirkels om vrouwtjes te lokken. Toch wel raadselachtig: de vorm lijkt op die van een bloem. Of de zonnegod Ra! Foto Yoji Ooaka.
Wat is hiervan het belang? Biologen benadrukken steevast onze relatie met zoogdieren. Wij kennen inmiddels allemaal de ijdele dolfijn, de rouwende olifant, de klussende orang oetan en de schuldbewuste hond. Frans de Waal betoogt zelfs dat wij onze manners & morals met mensapen delen, wat volgens de evolutietheorie inhoudt dat wij die aan hen hebben ontleend. De Waal's verdienste is enorm: hij laat overtuigend zien dat wij allerminst als een tabula rasa ter wereld komen en dat onze moraal niet is afgedwongen door de Tien Geboden of door opstandige slaven. Maar hij zou zijn vraag ook kunnen omkeren: in hoeverre lijken apen op ons? Hijzelf komt niet verder dan dat ze geen taal met woorden en een grammatica tot hun beschikking hebben (en niet kunnen blozen). Maar taal is natuurlijk wel een vehikel voor logica, kennisvergaring en creativiteit. Eén blik op de apenheul in Arnhem leert dat apen onze dadendrang missen, beduidend nuchterder zijn, minder acteren, en globaler met elkaar communiceren.
Het menselijk bedrijf herken ik beter in onze tweepotige broeders. Het is zelfs verleidelijk onze vrijheidszin met hen in verband te brengen; dat wij ons evenmin laten begrenzen door bergen en zeeën en op onze manier gebruik maken van de wind. De veelvormigheid van menselijke culturen duidt in elk geval op die vrijheid, hoe onvrij individuen daarbinnen ook kunnen zijn.
Voor iedereen waarneembaar is de overeenkomst tussen nesten en huizen: geen enkel ander zoogdier dan de mense bouwt een onderkomen dat even ingenieus is als dat van vogels. De laatsten waren er eerder: mensen moeten het gebruik van leem voor hun behuizing hebben afgekeken van de zwaluwen; andersom is onwaarschijnlijk. Ook de gelijkenis tussen kleren en een verentooi springt in het oog. Niet weinig volken, de oude Egyptenaren en de Blackfoot-indianen o.a., dosten zich zelfs als vogels uit. En neem onze versierlust. In Australië legt de mannelijke prieelvogel in de baltstijd een prieeltje aan met eromheen kunstige perkjes van bloemen, bessen en blaadjes, volgens een zelfde achteloze harmonie als Japanse monniken in een Zentuin betrachten. Baltsgedrag is bij mensen niet aan een periode gebonden, waardoor ze bij wijze van spreken de hele dag tuintjes aanleggen. Andere primaten vertonen die neiging niet of nauwelijks. Blijkbaar behelsen zang en taal meer dan wat klanken: zij schenken gevoel voor symmetrie en ritme en lokken creativiteit uit.
Baltsplaats van een Australische prieelvogel, in het Frans toepasselijker oiseau jardinier, tuiniervogel, geheten. (internetproductie)
Hoewel alle dieren rituelen kennen, hebben die van mensen tevens iets vogelachtigs, soms tot in hun onhandigheid toe, alsof ze een pronkende pauw nabootsen. Mijn belangstelling voor zulke uitingen moet zijn begonnen in mijn vroege jeugd. Hoewel katholiek opgevoed bleek ik weinig hang naar het bovennatuurlijke te hebben. Naast de imponerende kledij van priesters frappeerde mij steeds de werking die van hun rituelen uitging. De mensen in de kerk hoorden daardoor als bij toverslag bij elkaar. Ook daarbuiten ging er van rituelen een begoochelende kracht uit. Ik weet nog dat ik als jongetje een begrafenis bijwoonde van een tante die ik nauwelijks kende. In de kring rond haar graf keek ik vrij neutraal toe, maar terwijl de priester de kist met wijwater besprenkelde begon mijn onderlip te trillen en voelde ik warme tranen over mijn wangen biggelen. Het ritueel drong zich dus aan mij op. Het omgekeerde doet zich vaker voor, dat een ritueel zich in een benarde situatie automatisch aandient. Het sprekendste voorbeeld daarvan hoorde ik van een man die in de Tweede Wereldoorlog als vijfjarig jongetje een bombardement meemaakte en in de schuilkelder als vanzelf bad: 'Here, zegen deze spijze, Here, zegen deze spijze, Here, zegen deze spijze.'
Ook voorwerpen kunnen bezield raken, althans contactmagie bewerkstelligen, zoals James G. Frazer dat noemde. Onze tijdgeest: memorabilia van sporthelden en popsterren 'doen' vandaag meer dan relieken van heiligen ooit gedaan hebben. Wie zich weleens verbaast over de uitgestalde rijkdom in katholieke kerken, moet kijken naar wat rijkaards vandaag voor beroemde kunst betalen. Dezelfde magie, maar dan louter ter meerdere glorie van de eigen beleggingsportefeuille.
De bezieling van voorwerpen kan lang duren maar ook tijdelijk zijn. Een kaars kun je gewoon aansteken of je kunt dat doen ter nagedachtenis van iemand en dan krijgt jouw handeling een rituele lading. De kaars promoveert daarbij van een dood ding tot een bemiddelaar. Wederom: dieren kennen eveneens bemiddelaars (het balletje waarmee mijn hond tot vervelens toe komt aanzetten), maar ik neem aan dat bij hen slechts de communicatie telt, niet de symboliek. Hiermee weerspreek ik overigens de filosoof Frits Staal, voor wie rituelen louter naar zichzelf verwijzen en geen symbolische betekenis bevatten. Menselijke rituelen zijn inderdaad vooral magisch, sferisch, maar barsten juist van de verhalen. Staal denkt trouwens ook dat onze taal uit rituelen is voortgekomen, vanwege hun structurele verwantschap, iets wat Johan Bolhuis dus bestrijdt.
Gaandeweg bemerkte ik dat rituelen zich in graden en soorten voordoen. In graden: een palmpasenoptocht voor kinderen biedt een minder intense beleving dan Bevrijdingsdag. En carnaval is een totaler gebeuren dan Pinksteren - niet alleen individuele remmingen vallen daarbij weg, ook de normale afstandelijkheid tussen personen. In het algemeen kun je stellen dat de verbroederingsfactor bij rituelen uit de levenscyclus het grootst is. Voor die uit het kalenderjaar hanteer ikzelf een norse buurman-index. Mijn norse buurman groet mij niet op Koningsdag maar wel tijdens het middernachtlijk vuurwerk op Oud en Nieuw. En heeft Oranje een keer gewonnen dan vliegt hij mij om de hals.
Sommige rituelen zijn zo futiel dat ze niet eens als zodanig te boek staan. De meeste ontmoetingen verlopen volgens een onuitgesproken protocol; en zogenaamde debatten zijn zelden echte debatten: mensen herhalen hun argumenten drie of vier keer en doen er dan het zwijgen toe, zonder dat iemand op die argumenten is ingegaan - een virtuele gebedsmolen. Ook zijn er gebruiken die alleen door de situatie een ritueel worden, zoals een zondags eitje maar dan met Pasen. Individuele rituelen worden meestal aangemerkt als gewoonten, dwanghandelingen of bijgeloof.
Eendenrij op een van de banen van Wimbledon. www.fok.nl
Wat betreft de soorten onderscheidt de filosoof Gerard Lukken er drie: crisisrituelen om rampen en tegenspoed te bezweren, cyclische rituelen oftewel kalendergebruiken, en overgangsrituelen, - de beroemde 'rites de passage' van Van Gennep, die zowel initiatie als afscheid kunnen betreffen.
Groepsbinding is een wezenlijk element van elk ritueel. Door gedragingen te delen halen mensen hun onderlinge banden aan, wat al effect heeft op toeschouwers ervan, die makkelijker dan ooit een praatje met elkaar aanknopen. Daarnaast gaat er een individuele troost van rituelen uit. Schrijver Rudy Kousbroek, verstokt atheïst, ziet de behoefte aan zulke troost vooral in religie gestild worden: je bevindt je moederziel alleen in het heelal, het leven is zin- en uitzichtloos maar rituelen, hoe nietszeggend ook, kunnen je een tel met dit gegeven verzoenen. Wat Kousbroek over het hoofd ziet is dat allerlei prozaïsche zaken evengoed de magie van een ritueel kunnen verkrijgen. Een munt wordt een geluksmunt als je hem over je schouder in een vijver werpt, een paar roestige rails kan uitgroeien uit tot een herdenkingsmonument. Ik heb voor dit vermogen tot wijding, tot consecratie, eigenlijk geen verklaring, behalve als iets waarmee alle dieren zijn behept om hun leefgebied te exploreren en af te bakenen.
Lukken onderscheidt rituelen naar inhoud, je zou dat ook naar herkomst kunnen doen: religieus of wereldlijk - en van welk werelddeel dan? De vorm kan eveneens diepgaand verschillen: van basaal naar complex, van algemeen menselijk naar cultuurgebonden. Basaal en algemeen menselijk sluiten elkaar niet uit. De missingman-formatie, waarbij één vliegtuig de formatie verlaat door snel op te stijgen, stamt pas uit de Tweede Wereldoorlog en grijpt inmiddels ieder mens aan. Ik probeer nog te achterhalen welke voetballer als eerste een gewonnen beker extra laag hield om hem vervolgens met de grootst mogelijke zwaai de lucht in te steken; in korte tijd standaard geworden.
Beweging lijkt de kern van rituelen te zijn. Baby-eendjes scharen zich als vanzelf in een rij achter hun moeder aan; een hond trippelt al dirigerend met je mee naar de koekjesschaal. Mensen hebben wel een breder repertoire. Als het om gezamenlijk lopen gaat formeren ze bij gelegenheid een mars, een protestdemonstratie, een corso, een defilé, een cortège, een processie of een zegetocht. Bij zang en dans zijn de mogelijkheden helemaal eindeloos. Volgens rituelen-onderzoeker Jannes H. Mulder, auteur op www.ensie.nl, bestaan rituelen immer uit handelingen, maar dat is niet helemaal juist. Wat te denken van twee-minuten stilte? Ooit is iemand op het idee gekomen dat hij bij een dramatisch gebeuren het beste kon tonen dat hij met stomheid was geslagen, en die vondst heeft wereldwijd ingang gevonden. Gedraging is daarom correcter dan handeling. Met gedraging betrek je ook de mensen die alleen als getuige deelhebben aan een ritueel. Wat is bovendien de 'handeling' van iemand die zich stierlijk verveelt op een verjaardag?
Eksters rondom een verongelukte soortgenoot. Van apen, olifanten maar ook van sommige vogels wordt gezegd dat zij gezamenlijk rouwgedrag vertonen. www.animaltoday.com
Rituelen, moeten we nog vaststellen, zijn allerminst gegeven en statisch. Zelf ontdekte ik dit in Helmond, het industriestadje waar ik ben opgegroeid. Tot in de jaren zestig heerste daar de vreugdeloze tucht van de fabrieksfluit, maar op een dag hield de pas opgerichte carnavalsvereniging De Keiebijters haar eerste optocht. Mijn ouders, nuchtere katholieken uit Rotterdam, waren amper enthousiast; ik ging er vol verwachting heen. Nog zie ik de opgetuigde vrachtwagen moeizaam de krappe Veestraat inrijden, met op de laadvloer de dansmariekes, dan op een met triplex omzoomde trap de Raad van Elf en helemaal bovenin de Prins met fazantenveren op zijn muts. Hoe ze allemaal lachten en zwaaiden en dansten... Ook al raakte ik behoorlijk overdonderd, tegelijk verbaasde mij de vanzelfsprekendheid van het tafereel, alsof iedereen al vaker met dit bijltje had gehakt. Op de terugweg kon ik de aanwezigheid van bepaalde personen moeilijk verklaren. Wat deed die knorrige fabrikant in de Raad van Elf, en die bekakte winkelier en, helemaal vreemd, die gereformeerde makelaar? Instinctief voelde ik dat er meer aan de hand was dan dat iedereen de lolbroek wilde uithangen.
Sindsdien ben ik mensen in zulke wereldse uitingen gaan volgen. Mij boeit allereerst de gekozen vormentaal, die altijd ietwat liturgisch aandoet (mijn persoonlijke nostalgie?). Rituelen onthullen ook hoe mensen tegen de wereld aankijken, zeker als je de historie ervan napluist. Tegenover derden kunnen ze behoorlijk afwerend zijn, maar de deelnemers zelf ervaren zich inniger dan ooit met elkaar verbonden. Een voor mij aandoenlijk facet houdt met dit laatste verband. Om bij anderen te horen zijn lieden van allerlei rang en stand bereid hun persoonlijkheid opzij te zetten en zich aan voorgeschreven, soms vrij kinderlijke of zelfs saaie gedragingen uit te leveren.
Samenzang troost maar kost soms zelfoverwinning. Ergo: zang is geen oerritueel. www.telegraph.co.uk https://www.youtube.com/watch?v=IN05jVNBs64. .
Zelf voel ik die neiging niet zo sterk, moet ik bekennen; rituelen zijn voor mij vooral andermans aangelegenheid. Omdat ze evolutionair gezien zelfs aan de komst van zang en taal voorafgaan, vertegenwoordigen ze de meest elementaire communicatie die er bestaat. Daarmee wil ik geenszins beweren dat ze diepzinnige mededelingen over het leven bevatten; integendeel, de meeste rituelen zijn vrij banaal. Maar het is wel zo: wanneer dichters geen woorden meer hebben en musici de lust tot spelen is vergaan, kan een ritueel nog soelaas bieden. Ik denk aan The Bell of Hope bij St. Paul's Chapel in New York: ijl klokgelui tegenover het kolossale verdriet van 9/11, hartverscheurend maar tegelijkertijd bemoedigend, alsof de overlevenden elkaar laten weten de situatie althans weer meester te zijn. Daarom, als je wilt achterhalen hoe mensen zijn dan moet je ze tijdens dit soort gedragingen observeren. Het is als filmen zonder camera. Dichterbij het geheim van het leven kom je niet.
Tot slot: rituelen zijn dus wezenlijk maar ook weer niet. Het doet er weinig toe als ze in tijden van nood een keer worden overgeslagen of gaandeweg veranderen en verdwijnen. Hoe oud sommige ook zijn, ze hebben weinig soortelijk gewicht, het is vormgeving, theater.
Volksdeskundigen 1
Tijdens mijn studie culturele antropologie ontdekte ik dat anderen mijn interesse deelden. Eerst kwam ik in aanraking met liefhebbers van zogenaamd authentieke volksgebruiken. In tegenstelling tot wat ik verwachtte, waren zij niet ontwapenend eenvoudig maar juist fanatiek. Ter verklaring van gebruiken schetsten zij een rauw universum vol Germaanse griezels, die zelfs in oliebollen en beschuit met muisjes hun sporen hadden nagelaten. Als ware gelovigen wonden zij zich het meest op over de emotionele ontkenning van dat universum, zoals tot uitdrukking kwam in toeristische opvoeringen van gebruiken, het zogenaamde folklorisme, want dat had niets met het oergevoel van het volk van doen. Het moest om 'levend' volksleven gaan, alsof er ook een 'dood' volksleven bestond. Mij boeide deze benadering weinig. Het eerste carnaval dat ik had gezien wilde ongetwijfeld toeristen lokken maar behelsde beduidend meer. En wat het volk betreft, ik kreeg het idee dat zij daarmee een heilig verbond bedoelden, en ik was net zo geïnteresseerd in wat dat verbond onderling verdeelde.
Als ik een favoriet ritueel moet noemen: Oud en Nieuw, inclusief vuurwerk ja. Het is een louter werelds festijn dat in een elementaire behoefte voorziet: een periode afsluiten en met een schone lei herbeginnen. Als bindmiddel gaat er ook weinig boven anarchistisch vuurwerk. Buren die elkaar normaal gesproken negeren, wisselen nadien de beste wensen uit. www.vosta.nl
Toen een uitgever mij verzocht een boek over Nederlandse rituelen te schrijven, nam ik contact op met het (P.J.) Meertens Instituut. Vreemd genoeg werkten daar vrijwel uitsluitend neerlandici, die zich tooiden met de naam volkskundige, wat je warempel kunt lezen als: volksdeskundige. Nu was het woord 'volk' daarin al ruim bemeten. Hun aandacht ging uit naar keuterboertjes en dorpsbewoners benoorden de grote rivieren; ik geloof dat fabrieksarbeiders nog te mondain voor hen waren, laat staan dat zij zich voor de bourgeoisie interesseerden. Maar verder deden zij hun herkomst eer aan: zij hielden zich bezig met taal, niet met beeld, terwijl, zo ontdekte ik, geen vakgebied aardiger te illustreren viel dan het hunne.
Speciaal was hun houding tegenover collega-wetenschappers. Hun voorgangers waren de ontdekkers en propagandisten geweest van het Germaanse godenrijk maar daar namen zij nadrukkelijk afstand van; wel enigszins begrijpelijk, aangezien menig voorganger met de nazi's had geheuld. Tot bescheidenheid omtrent eigen verrichtingen had dit niet geleid, integendeel, zij spraken met onverholen minachting over iedereen die ook maar ergens een link met de voorchristelijke periode veronderstelde en voelden zich superieur aan historici en antropologen met een veel betere conduitestaat.
Logo van het Meertens Instituut, genoemd naar P.J. (Piet) Meertens, de beroemdste volksdeskundige van Nederland. www.meertens.nl
De grote schrik van het instituut was Han Voskuil, niet omdat hij zo'n bullebak was, maar omdat hij zijn medewerkers voortdurend vanachter zijn pijp toesiste dat ze voor buitenstaanders als ik moesten oppassen. De schat die hij beschermde was een vracht aan enquêtemateriaal waarmee het instituut nog nooit iets had gedaan. Desgevraagd verbood hij mij ook toegang tot die bron, hoewel er geen staatsgeheimen in verborgen zaten en zelfs de pen waarmee hij schreef nog van belastinggeld was betaald. Mij bleef niets anders over dan een literatuurstudie te verrichten, waarbij ik als een scharrelkip mijn kennis uit andere publicaties bijeenpikte. Ik bezondigde mij bij het schrijven zelfs aan het citeren van citaten die anderen al hadden gebruikt, maar dat bleek tamelijk normaal te zijn. Wel noemde ik consequent de persoon achter de geringste observatie, wat mijzelf zelden zou overkomen toen mijn boek eenmaal gepubliceerd was. Eens las ik een bespreking van wat iemand over Sinterklaas had beweerd en lang dacht ik het over mij ging, maar dat bleek niet zo te zijn. Wat dat betreft mocht ik mijn werk dus als geslaagd betitelen, al had Voskuil zijn medewerkers na verschijning meteen triomfantelijk laten weten dat het slechts oud materiaal bevatte, zonder erbij te melden dat hij daarvoor persoonlijk had gezorgd. Jaren later hoorde ik niettemin dat iedere bezoeker op het Meertens Instituut mijn boek krijgt aanbevolen als algemene inleiding.
De zegen van Salieri
Teleurgesteld wierp ik mij op een ander facet van mijn geboortestad: fabrieken. Als zoon van een zwijgzame bankier die nergens met meer liefde over sprak dan over het bedrijfsleven, was dat voor mij net zo verleidelijk om te bestuderen als Samoa voor Margaret Mead. Ik publiceerde een aantal geschiedenissen van bedrijven, maar stuitte waarachtig wéér op ambtenaren die hetzelfde deden; ditmaal vanuit de Universiteit van Utrecht, onder aanvoering van een persoon genaamd Joost Dankers. Zelden heb ik zulke ambitieuze slokops van subsidies meegemaakt, die het zelfs doodnormaal vonden om freelancers als ik uit de markt te drukken terwijl zijzelf een vast inkomen genoten. Moet ik erbij vertellen dat zij allemaal links waren en desgevraagd sociale ongelijkheid als een schrijnend probleem zagen, maar intussen onderling een kartel vormden dat zowel aan de voorkant als aan de achterkant perfect functioneerde. Ze lieten namelijk ook nog hun werk beoordelen door aspiranten die gretig met stroop smeerden in de hoop via hen eveneens mooie opdrachten te verwerven.
Salieri in Amadeus: "to all the mediocrities in the world..." Voor bewegend beeld, zie tumblr.
Wat is hiervan de les? Je krijgt van kindsbeen af allerlei waarschuwingen mee: pas op voor werkgevers die je uitbuiten en voor arbeiders die lanterfanten, idem: voor handelaren die je geld aftroggelen en heethoofden die jou voor hun karretje willen spannen. Niemand vertelt je dat je het een leven lang zult moeten opboksen tegen gesubsidieerde krachten, of zelfs dubbel gesubsidieerde krachten als het ambtenaren zijn. En toch is dat de situatie waarin ontelbare mensen belanden.
Nu zou er iets voor dit systeem te zeggen zijn als mijn bevoorrechte tegenstanders beter waren geweest dan ik, maar met de beste wil van de wereld kan ik dat niet verklaren. Zij voelden zich wel altijd beter; het simpele feit dat de overheid aan hun kant stond en niet aan de mijne was hiervoor voldoende. Ik heb trouwens ook ervaren dat de overheid bijna bewust miezerigheid bevordert. Over mijn geboorteplaats Helmond heb ik diverse boeken gepubliceerd waarbij ik het steeds moest opnemen tegen plaatselijke hobbyisten die gemeentelijke steun ontvingen. Uit angst dat een ambtenaar doorkreeg dat ik zonder subsidie veel meer presteerde dan zij, deden die hobbyisten hun uiterste best mij te negeren. Liever omringden zij zich met nog grotere krukken, opdat hun eigen sterretje kon blijven flikkeren. Tegen mij gedroegen ze zich verwijtend, alsof ik de aandacht van hen afleidde, terwijl het natuurlijk andersom was: zij leidden de aandacht van mij af, en nog ten onrechte ook.
Dat rituelen een oude taal bevatten blijkt uit de eerbied die ze bij omstanders oproepen. Hoe vreemd ze ook zijn, de uitvoerders ervan worden zelden uitgelachen. De eerbied dringt zelfs door tot je waardering. In Fatima dacht ik aanvankelijk bij de pelgrims die op hun knieën naar het heiligdom kropen: Wat een zielepoten! Na een tijdje toegekeken te hebben dacht ik: Wij zijn allemaal zielepoten... hetlyktaltydanders.wordPress.com
Enfin, we zouden al deze gebenedijde recipiënten eens op het Malieveld in Den Haag moeten verzamelen. Ik ben dan wel bereid een toespraakje af te steken. Met een vinger richting het Binnenhof zou ik eerst de vraag stellen waar de regering eigenlijk het recht vandaan haalt mij en anderen oneerlijke concurrentie aan te doen. Ik zou ook de grootste kwaal van het subsidiewezen aan de orde stellen: de verbreiding van politieke correctheid en cliëntelisme, met als resultaat een informele Kultuurkamer. Desalniettemin zou ik mild eindigen. Net als Salieri in de film Amadeus zou ik na mijn slotzin de middelmatigheid van alle aanwezigen zegenen met een serie kruistekens: I absolve you.
Oude en nieuwe rituelen
Al vormden rituelen ook een onderzoeksveld waarop steeds meer gesubsidieerde koeien graasden, ik keerde er met genoegen naar terug toen uitgeverij Het Spectrum na twintig jaar om een nieuwe versie van mijn overzichtswerk vroeg. Daar was alle aanleiding toe, want er hadden zich op dat gebied wezenlijke veranderingen voltrokken. Allereerst maakten rituelen nu deel uit van een algehele hang naar traditie, die zich tot in de architectuur deed gelden. Alleen al door de enorme aantallen deelnemers verschoven rituelen van de periferie naar het centrum van het dagelijks leven. In plaats van een uitdrukking van persoonlijke voorkeur werden zij echter veel meer een gezamenlijk statement tegenover buitenstaanders. Zonder twijfel was dit een reactie op de aan gang zijnde toevloed van niet-westerlingen naar Nederland, waarbij tegelijkertijd het proces van Europese eenwording een verlies aan nationale zelfstandigheid beloofde. Wie naar het maatschappelijk onbehagen op zoek was had aan de hand van rituelen al in de jaren tachtig de eerste signalen daarvan kunnen opvangen.
Moederdag: vreselijk! Dit festijn had zin tijdens de Eerste Feministische Golf; sinds we de Derde Feministische Golf beleven, is elke dag Moederdag, zoals eens elke dag Vaderdag was. Alleen moslima's zouden nog hun voordeel met zo'n dag kunnen doen. Partyflock.
Tegelijk met die opleving deden nieuwe rituelen hun intrede. Zij verschilden echter van eerdere edities. Vroeger waren rituelen anoniem en vrij statisch, zeker in de beleving van de deelnemers zelf. Als esthetische inspiratiebron diende vaak nog de romaanse tijd, zoals te zien is in menig carnavalsmasker. Ook viel er heel wat afgezakt cultuurgoed van hogere kringen in te herkennen, dat in die kringen zelf niet meer gangbaar was. Er stak al met al een vertrouwde wereld achter van standen, die onderling verbonden waren maar een gezonde argwaan jegens elkaar behielden. Volkse Gemeinschaft was de hoofdteneur.
Nieuwe rituelen daarentegen verbeelden een wezenlijk andere wereld. Om te beginnen zijn ze modieus, dus vluchtig en niet stijlvast; soms zelfs smakeloos, in de zin van onaf en kitscherig. Er valt ook dikwijls een naam van een bedenker of stimulator aan te verbinden en hun focus ligt meestal bij het individu, zij het binnen een menigte, want dat is een zeer opvallende trek: de enorme menigten die moderne rituelen op de been brengen, alsof een menigte de natuurlijke habitat voor de mens vormt. Een andere paradox is dat ze democratisch en speels schijnen maar tegelijkertijd doortrokken zijn van verering, zelfs voor minimale prestaties. Rituelen van vóór de deconfessionalisering waren gek genoeg kritischer en hechtten uitsluitend belang aan wat van zichzelf bijzonder was.
Volkscultuur en massacultuur
Wel, ik ben geneigd in deze nieuwe rituelen de omslag bezegeld te zien van volkscultuur naar massacultuur, ook al mogen die termen volgens de antropologe Irene Cieraad niet gebezigd worden omdat ze wezenlijk elitair zijn. Maar het is vrij simpel. Als de standenmaatschapij niet meer of nog slechts in rudimentaire vorm bestaat dan is het de massa die bepaalt. 'Massa is kassa', betogen marketeers niet voor niets.
De triomf van de massa situeerden schrijvers als Ortega y Gasset en Elias Canetti in de negentiende eeuw. Edga Allan Poe publiceerde zijn zijn sinistere Man of the Crowd al in 1840, maar Thomas Mann meende dat de massa aan het begin en het einde van het burgerlijke tijdperk (1880 - 1914) stond. Huizinga vertolkte echt een geluid uit de jaren dertig van de vorige eeuw met: 'ïn plaats van de mensheid is de massa getreden'.
Tegelijk zag menigeen de Nieuwe Mens opdoemen, uiteraard een massamens. Volgens mij was er toen nog slechts een machtswisseling aan de hand tussen de aristocratie en de industriële burgerij. Cultureel bleef die burgerij gehorig aan de aristocratie, al stond zij wel open voor sociale stijgers, nodig ter bemanning van talrijke nieuwe instituties en bedrijven. Intellectuelen, ook vaak van burgerlijke huize, verweten de industriële burgerij toen al wel materialisme en vervlakking, maar zij spiegelden zich hierbij aan de aristocratie, want het kon allemaal nog veel erger.
De definitieve omslag naar de massa heeft mijn generatie pas meegemaakt - toen zoveel afgezanten uit de massa tot de gezeten burgerij doordrongen dat zij maatschappelijk de toon konden bepalen. Aanvankelijk richtten die afgezanten zich op volkse uitingen, die gaandeweg steeds linkser en provocatiever werden gebracht, - het verschil tussen de komieken André van Duijn en Paul de Leeuw. Op die manier is veel volkscultuur voor uitsterven behoed, tot aan Sinterklaas toe. Nogal in tegenspraak hiermee bevorderden de afgezanten van de massa tegelijkertijd de extase rond sport en alledaags amusement, met als neveneffect: een nimmer vertoond hyperkapitalisme.
De massa als place to be: met honderdduizend mensen televisiekijken naar de Europa League-finale Ajax-Manchester United in Stockholm. Mei 2017, Museumplein, Amsterdam..
Het moet een ieder die nadenkt toch eindeloos frapperen dat dezelfde mensen die werkgevers tot uitbuiters bestempelen omdat zij, zeg, twintig keer modaal verdienen, gretig geld op tafel leggen om matige voetballers en artiesten honderd keer modaal te laten verdienen. Even vreemd: cabaretiers en televisiepresentatoren die maatschappelijke misstanden bekritiseren en aldus miljonair worden. Vroeger had je ook rijkaards die streden voor een betere samenleving, maar zij liepen daarmee niet binnen, zij legden er op toe. Er staat ons op het gebied van de massacultuur nog het een en ander te wachten, want de massa begint nu ook de voormalige elitecultuur in te lijven, zoals blijkt uit de groeiende waardering voor klassieke muziek, jarenlang ondergesneeuwd door alle aandacht voor pop.
Om geen misverstand te wekken: ik houd niet van elitecultuur, en nog minder van na-aperij op dat vlak, zoals een Mart Smeets in smoking op een sportgala. Met de lui die Jort Kelder ons in Hoe heurt het eigenlijk? voorschotelt heb ik voornamelijk medelijden: blijkbaar is voornaamheid ook niet meer wat het geweest is. Thuis voel ik me slechts in de modernistische, klasseloze cultuur die in de negentiende eeuw ontstond en die duizenden ondernemers en wetenschappers heeft gebaard, alsook Vincent van Gogh. Geheel klasseloos was die cultuur niet, maar het ging om een 'klasse' die iedereen zich kon eigenmaken. Veel elitaire modernisten hebben trouwens van verheffing hun levenswerk gemaakt om oude sociale barrières te slechten.
Een massa lééft. Zgn. Oranjeparade voorafgaand aan de EK-finale van het vrouwenvoetbal in Enschede, 2017. Op moderne hoempapa van de Snollebollekes schuift de parade van links naar rechts e.o. Zie: https://www.youtube.com/watch?v=8f8MzohtuQI
Daarnaast houd ik van volkscultuur, waarmee ik iets anders bedoel dan amateurkunst, want dat is een pretentieuze vrucht van onze tijd, een echo van het individualisme van vorige generaties die bijna altijd tot kitsch leidt. Wie van deze wansmaak wil genieten kan in heel Europa terecht: op elke kunstmarkt tussen Vilnius en Lissabon tref je Picasso's en Rothko's aan die hun leermeester uit het oog hebben verloren.
Volkscultuur, folklore, vertolkt elementaire emoties in een traditonele vorm en lijkt daarom naturel. Mijn enige reserve geldt de feodale overdrijving die erin zit, van enerzijds mensen die immer de dupe zijn en daarom onze voortdurende bijstand behoeven, en anderzijds mensen die op een of andere manier opvallen en bewonderd moeten worden. Hier hoort een specifieke sensatiezucht bij: alles willen weten over misdragingen van elites en van het privéleven van boeven en idioten.
Eigenlijk vind ik massacultuur alleen te verteren als voortzetting van volkscultuur. En daar ging het ook lange tijd om, want bijvoorbeeld de huidige stripalbums kennen een voorganger in het Tapijt van Bayeux. En middeleeuwers zouden zeker ook van kauwgom genoten hebben. Op bepaalde terreinen vormt massacultuur zelfs een sophistication van volkscultuur, immers, popmuziek komt er ook uit voort. Nederland, egalitair land, heeft mischien wel de eerste popster ter wereld voortgebracht: Peter Koelewijn, een zoon van een visboertje én een HBS-er tegelijk, toen nog een uitzonderlijke combinatie, die met Kom van dat dak af zowel Dijkers als Pleiners bereikte, om in Amsterdamse termen te spreken. Het moge duidelijk zijn, anders dan klassieke muziek gaat popmuziek niet over de mysteriën van de natuur en zij bespeelt niet zozeer de ziel alswel het hart. Zij beurt op. Senioren wanen zich erdoor nog ontvankelijk voor een amour fou en fantaseren hoe zij hun overleden ouders ooit versteld zullen doen staan.
So far so good, het punt is echter, op een gegeven moment ging de massa met zichzelf aan de haal. Je leest hierover zelden in romans, wat mij verbaast. Blijkbaar bezitten romanschrijvers van mijn leeftijd een statischer en minder cynisch beeld van de werkelijkheid dan ik. Zij doen ook net alsof hun keuzes in die tijd vanzelfsprekend zijn geweest, terwijl je als ontzuilde jongere van alles kon worden: existentialist, beatnik, provo, hippie of politiek activist. Zelf kwam ik niet verder dan iets tussen existentialist en beatnik in. Voor provo ontbrak mij het lef en hippies en politieke activisten ervoer ik als de nieuwe meelopers.
1959, het jaar van Kom van dat dak af, van Peter Koelewijn en zijn Rockets. Was dit niet het jaar dat rockmuziek voor het eerst alle jongeren aansprak? Als dat zo is dan was Koelewijn eerder een popmuzikant dan the Beatles en the Rolling Stones.
Ja, als de nieuwe meelopers. Hippies huppelden achter spirituele leiders uit het Oosten aan zonder die uit het Westen te kennen. En politieke activisten streden uit schuldgevoel voor doelen die niet de hunne waren. Ik heb rijkeluiskinderen ontmoet die als communist hun vader luidkeels vervloekten, hoe sportief en ruimdenkend die vader ook was. En arbeiderskinderen die op de universiteit de revolutie predikten waarvan echte arbeiders hadden afgezien, - ik vermoed dat ze zo fel waren om hun bevoorrechte positie tegenover de rest van hun familie te rechtvaardigen. In de canon van de jaren zestig zul je hierover weinig vinden, maar schrijver Maarten Biesheuvel liet zich in Biesboek (1988) eerlijk uit:
'Ik deed mijn best student te zijn. Politiek was ook wel iets voor ons. We begonnen rechten te eisen. Dat ik dat deed was belachelijk. Ik kwam uit een eenvoudig milieu en de Staat liet me uit zijn ruif eten en een luxeleven leiden.'
Mijn generatie is door de socioloog Helmut Schelsky de skeptische Generation gedoopt. Wij waren dat jegens oudere generaties, niet jegens onszelf. Wie zich wel consequent opstelde, was de zanger Jaap Fischer. Als twintiger schreef Fischer onovertroffen teksten, als een Roald Dahl voor de Lage Landen. Vroeg in de jaren zestig hing hij echter zijn gitaar aan de wilgen, omdat hij naar verluidt geen zin in fans had. Fans - ik zeg het er even bij: afkomstig van het Engelse 'fanatics' - behoren nu tot normale verschijningen, maar nog niet zo lang geleden vonden zelfbewuste mensen zichzelf veel te goed om een fan te zijn, laat staan dat zij zich groepsgewijs als zodanig zouden manifesteren.
Vader Meghan Markle zal huwelijk met prins Harry mogelijk niet bijwonen
Kop uit De Volkskrant van 15 mei 2018, maar het bericht werd ook door andere Nederlandse media verspreid. Meghan Markle is een Amerikaanse actrice en prins Harry is prince Harry, zesde in lijn van de Britse troonopvolging. De NPO zond hun hele huwelijk live uit, onder de smaakmaker: 'Eindelijk is het zo ver'.
In dezelfde periode als Jaap Fischer maakte Elvis Presley furore. Het is dat onze opvoeders zich zo over hem opwonden, anders had ik toegegeven dat ik hem infantiel vond, vooral als hij over zijn moeke kweelde. Met The Beatles kon ik mij beter identificeren, al kwamen zij weer op de proppen met de weinig snuggere drummer Ringo Star. Het verhaal wil dat Ringo zelfs de minste drummer van de band was maar dat deed er niets toe, hij 'paste in het plaatje' en was 'best wel grappig'. Terwijl ik zogenaamd zingend en swingend opgroeide werd mij duidelijk dat kwaliteit niet langer als voornaamste criterium in het leven gold. En anders wees de essayist Gore Vidal me daar wel op, die over Andy Warhol, mondiaal icoon van de popart, schreef: 'Het enige genie ter wereld met een IQ van 60'.
Achtenswaardige cultuurdragers uit mijn jonge jaren verdwenen uit zicht. Als HBS-er had ik zelf de antieke wereld al links laten liggen, hetzelfde deed ik nu met godsdienst en klassieke muziek, mijn versie van het generatieconflict. Ik hield daar wel het gevoel aan over zonder verhalen te staan en onvoldoende kennis te bezitten - ik zou altijd een amateur blijven. Wat dat betreft lijd ik aan het omgekeerde van een typische gymnasiast als Karel van het Reve die zich nooit ergens over verbaasde en anderen onbekommerd op hún vakgebied kapittelde. Zijn intellectuele kolonialisme heeft wel school gemaakt, want tegenwoordig kun je zelfs een totale nitwit een televisieserie over Napoleon zien presenteren. Zelf blijf ik deskundigheid hoog houden. Ik verlaat me niet op columnisten en dweep niet met musicals en cabaret, want dat zou conformisme op een lager niveau betekenen. Eenvoud stel ik op prijs, maar banale eenvoud is het ergste wat er is.
Een concert van The Byrds in het Concertgebouw leerde mij dat de tijden definitief veranderd waren, zij het in andere zin dan Bob Dylan beloofde. Aanbeland in de zaal voelde ik me al opgelaten. Mijn medebezoekers waren first time visitors die aanvankelijk timide maar later openlijk uitdroegen dat ze schijt hadden aan Mozart. Bleek dat heren twee uur te laat verschenen en totaal stoned of dronken waren. Toch mochten wij dankbaar zijn voor hun optreden. Een volgende teleurstelling: klassieke zang ervoer ik dikwijls als aanstellerig en onecht, maar Roger Mcquin kon er ook wat van. O, hij had het zo moeilijk terwijl hij sloom in de microfoon lispelde en de kassa op de achtergrond bijna hoorbaar rinkelde. Het publiek (fans!) stoorde zich niet in het minst aan deze wanvertoning en danste uitbundig tussen de rijen. Voor het eerst van mijn leven zag ik vrouwelijke hysterie: meisjes die krijsend hun armen naar het podium uitstrekten en na afloop in huilende groepjes bijeen stonden. Ik liep bedrukt het pand uit.
Standbeeld van Abe Lenstra in Heerenveen, 1994. Het oudste voetballersstandbeeld in Nederland betreft Pierre Massy in Roermond, 1967. www.scheerenveen.nl
Achteraf was dit nog maar het begin van de idolate massacultuur, die volgens mij de religieuze dweepzucht van vorige generaties overtreft. Qua waardigheid winnen gelovigen het al: men vergelijke een sportman die voor de wedstrijd een kruisteken slaat met een headbanger voor een geluidstoren van een dj. Godsdienst geeft op een of andere manier zin aan de reacties die zijzelf oproept. De massacultuur biedt slechts een eenzijdige pseudo-wereld. Zonder dat er iets wezenlijks aan zijn leven verandert barst de voetbalsupporter in tranen uit als zijn club een penaltyreeks verliest, terwijl hij door het dolle heen raakt als die gewonnen wordt. Get a live! Op een of andere manier lijkt het wel alsof de huidige massa dommer is dan het vroegere volk, althans onnozeler. Het was in mijn jeugd absoluut ondenkbaar dat ontwikkelde mensen zouden zwijmelen met amateurzangers als Gordon en Gerard Joling of schmierende journalisten als Jeroen Pauw en Beau van Erven Dorens serieus zouden nemen. Zelf schrik ik nog steeds van artikelen in mijn krant over Megan Markle en prins Harry, alsof mij die ene moer zouden interesseren - een belediging!
Niettemin zag ik hoe vroegere geestverwanten de een na de ander naar het massakamp overstapten. Geld was zogenaamd nooit de drijfveer, al kwamen zij er binnen de kortste keren in om. Een bescheiden dichter ontwikkelde zich tot een voetbalfrik die tot vandaag intellectuelen te weinig aandacht voor sport verwijt, haha. Een schrijver die bij zijn debuut als de Nederlandse Scott Fitzgerald werd verwelkomd beperkte zich voortaan tot radiopraatjes over pophelden, die natuurlijk alles behalve helden zijn.
De emancipatie van de massa. Community-singing in voetbalstadions is een Engelse vondst, overgeheveld uit kerken. Dat kan ook los van het voetbal, moeten sommigen hebben gedacht. Duitsland kent het Rüdelsingen, samenkomsten van zingende vreemden. In Tilburg werd op Koningsdag 2018 voor de 15de keer een meezingevenement voor de bevolking georganiseerd. www.tilburgzingt.nl
Wat mij ook zo verbaasde: het plezier waarmee mensen in een massa duiken of zelfs aan iets onbegrijpelijks als een moshpit meedoen. Zelf begeef ik me al niet graag onder schouwburgpubliek. Ik heb er geen goede houding voor, behalve als het lievelingszoontje van mijn moeder. Een feestende massa ervaar ik als ronduit benauwend, als iets om in ten onder te gaan. Alleen al de motoriek ervan is mij vreemd. Tijdens mijn studie zag ik een filmpje over de Oostafrikaanse springdans, en realiseerde me toen dat westerlingen zijwaarts plegen te dansen. Tegenwoordig is bij ons de verticale springdans tijdens evenementen normaal; logisch wel, want voor een andere beweging ontbreekt de ruimte - tenzij je met z'n allen gaat waven, ook populair. Een massafestijn lijkt voor de moderne mens een dubbel festijn: de mogelijkheid tot aangedikte gezamenlijke extase én tot individuele expressie die meteen in de heisa oplost. Ik zal niet ontkennen dat de samenzang op de tribunes en de geschminkte supporters best vrolijk overkomen, maar ik prefereer de televisiebeelden.
Een bezoeker uit een ver en vreemd land waande ik me toen ik aan het begin van het nieuwe millenium bij het PSV-stadion in Eindhoven een manshoog bronzen beeld ontdekte van voetballer Willy van der Kuijlen, die toen nog leefde. Zelfs Willem van Oranje en Erasmus is een dergelijke hulde nooit gebracht! Navraag leerde mij dat Nederland inmiddels meer dan dertig van zulke monumenten telt, maar deze wereldse dulia was mij ontgaan. Aan Sint Willy bleken ook al drie (!) biografieën te zijn gewijd. Het eigenaardige is: hijzelf bezat nog een volkse bescheidenheid en taalde niet naar roem. Het zijn de supporters die naar roem talen, zíj willen vereren.
Volksdeskundigen 2
Op het Meertens Instituut was Voskuil inmiddels godzijdank van het tapijt verdwenen en zijn opvolgers hadden behendig gebruik gemaakt van de bekendheid die hij hun had bezorgd door hun instituut te afficheren als een centre of excellence. Een bezwaar is wel dat de medewerkers louter politiek correcte uitspraken plegen te doen - of nee, het is erger. Je mag verwachten dat een dergelijke werkkring aantrekkingskracht uitoefent op conservatieve brompotten; in werkelijkheid zitten er uitsluitend Feingeister die met elkaar wedijveren om wie het meest progressieve standpunt kan vertolken. Daarom blijft het een merkwaardig verschijnsel, zo'n instituut. Het doet mij om een of andere reden altijd denken aan die enorme, wandbrede volières die vroeger menig huiskamer in volkswijken overheerste, tot in de Amsterdamse Jordaan toe. Dat de gezinsleden daardoor minder leefruimte overhielden, hinderde klaarblijkelijk niet, als de kanariepietjes maar konden hippen en piepen.
Inmiddels was het vakgebied ook in de breedte gegroeid. Ettelijke onbezoldigde amateurs hadden uitstekende monografieën gepubliceerd en een nieuwe ster aan het gesubsidieerde firmanent was het Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed, beter gezegd de alom aanwezige woordvoerster ervan, Ineke Strouken. Zij verrichtte geen onderzoek maar gaf voorlichting. Vroeger was dat iets wat ik en anderen gratis deden, maar de Nederlandse regering vond dat kennelijk een ongewenste toestand en benoemde haar. Nou, ik kan garanderen dat zij als scharrelkip mijn meerdere was. Niemand ook hoefde van haar verbeten verhalen over folklorisme of over niet-bestaande Germaanse oorsprongen te verwachten. Integendeel, alsof zij net van een meeslepende Palmpasenoptocht kwam hield zij in de media voortdurend lofzangen op ieder denkbaar ritueel.
Logo van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed, te bereiken onder www.volkscultuur.nl, www.immaterieelerfgoed.nl en www.tradties.nl. Tel.: 030-2760244
Ferm uitgangspunt bij haar promotionele arbeid was de eind jaren zeventig uitgeroepen multiculturele samenleving. Volgens Strouken dienden in zo'n samenleving tradities niet naar de achtergrond te verdwijnen maar juist gekoesterd te worden, want zij bieden individuen houvast en een noodzakelijke identiteit. Desgevraagd verklaarde Strouken eens te hopen dat Nederland op den duur 'een joods-christelijke-islamitische cultuur' krijgt. Beide noties leven klaarblijkelijk in de boezem van onze bureaucratie en smeken daarom om commentaar: www.jefdejager.nl/multiculti.php