Volkskarakter NL

Het Nederlandsche volkskarakter 

 

De neerlandicus Herman Pleij geniet een beschermde status, weet ik sinds 1979. In dat jaar verscheen zijn proefschrift Het gilde van de blauwe schuit, over de viering van  carnaval aan het eind van de Middeleeuwen. Een intelligent boek, zonder meer. Pleij's stelling luidt dat het feest in die donkere epoche heeft gediend om de opkomende burgerij in de steden een nieuwe moraal bij te brengen, en toen dit gelukt was kon het stante pede verdwijnen. Ik vond dat een prikkelende, hoewel zwaar overtrokken zienswijze, want carnaval verdween helemaal niet: nog drie eeuwen later vierde men het alom in Nederland op straat!

 

HP

Mediëvist in de jaren zeventig, algemeen cultuurhistoricus sinds '00. www.fanpixnet.com

 

Mijn kritiek was nog een futiliteit in vergelijking met wat de volkskundige Han Voskuil aan te merken had. Voskuil bewaakte zijn vakgebied als een herdershond en stormde op iedere indringer af die naar de voorchristelijke tijd, waarover geen geschreven bronnen voorhanden zijn, verwees. En Pleij deed dat zonder enige schroom; hij voerde zelfs de Germanen op, wat na de oorlog in Germany al taboe was. Ik dacht: nu zul je het beleven. Tot mijn verbazing bleef Voskuil echter in zijn hok, hij loerde kennelijk op kleinere prooien.

 

De 200 van Matthijs

 

Sindsdien steeg Pleij tot steeds grotere hoogten. Vooral via de Vara en zijn oud-student Matthijs van Nieuwkerk maakte hij furore. Hij had geen gewiekstere partners kunnen uitkiezen. Immers, nergens in het land hoor je de rode haan nog kraaien, behalve in het mediapark te Hilversum. Fascinerend wel!

Met De wereld draait door mag Matthijs van Nieuwkerk iedere doordeweekse avond als nationale huiskamer fungeren. Gelet op het ledental van de Vara is dat nogal impertinent, maar Matthijs beschikt over een strijdbaar netwerk van vriendjes, een eigen 200 van Mertens zogezegd, zij het opzichtiger en arroganter. Omwille van de kijkcijfers heeft hij wel concessies moeten doen: de oude sociaal-democratische ernst is ingeruild voor oude liefdes van wijlen Willem Duys, zijn grote voorbeeld. Hij kwebbelt met een zelfde hartstocht over de verloving van een Engelse prins, en wat betreft presenteerbare indiscretie en immoraliteit hanteert hij beduidend lagere normen dan Duys. Zonder pretenties geschiedt dit niet, want dankzij Matthijs zijn sportlui, cabaretiers en hiphoppers de ware filosofen des vaderlands geworden. Bakken overbodige  BN'ers heeft hij over ons uitgestort. 

Enigmatisch is zijn houding tegenover de multiculturele samenleving. Terwijl de meeste Nederlanders zich nog vertwijfeld afvragen waarom we in vredesnaam daaraan begonnen zijn, doet Matthijs net alsof het om een bereleuk feestje gaat. Nederland, Allochtonenland is de indruk die je bij hem krijgt. Het lijkt soms alsof hij een omgekeerde assimilatie propageert, waarbij de meerderheid zich ook gebrekkig Nederlands dient eigen te maken en van primitieve rapmuziek moet smullen. En dan te bedenken dat de allochtonen voor wie hij zich inzet helemaal niet naar zijn programma kijken!

Bij dit alles weet Matthijs zijn toon luchtig te houden, waaraan het salarisbeleid van de Vara ongetwijfeld bijdraagt: het is voor weinigen zo lucratief om de gelijkheid tussen mensen te bepleiten als voor hem. Tegen zijn exhibitionistische zelffverrijking, ooit een waarschuwend woord van Wim Kok, klinkt vanuit de vereniging geen enkel protest, begrijpelijk, want de leden ervan zijn niet langer arbeiders maar arbeiderskinderen, die zelf ook graag de zon in de zee zien schijnen als het om overheidsgeld gaat.

 

pleij

Jean-Paul Sartre weigerde zijn hele leven op de televisie te verschijnen, zo niet Herman Pleij. Hier met fladderende handjes in De wereld draait door. www.uitzendinggemist.nl

 

Pleij, een echte held van deze tijd, vertolkt het levensgevoel van Matthijs en de Vara perfect. Het is alsof hij voortdurend laat weten: mijn ouders waren ongeletterde mensjes die nooit een cent subsidie ontvingen, maar ik, ik behoor tot de Elite van Nederland. Op die manier wekt hij sympathie én bevestiging ineen. Zijn spraak helpt daarbij, want hij praat even snel als een kolobrie zijn vleugels beweegt. Met snelpraten kun je makkelijk een gebrek aan kennis verdoezelen, zeker als je daarbij ook nog je handjes om je hoofd laat fladderen. Ik vermoed dat Pleij deze perfomance op het schoolplein heeft ontwikkeld om de aandacht van zijn onwillige rechteroog af te leiden. Zijn gereformeerde achterban zal hem hierom vervloekt hebben, in tegenstelling tot zijn katholieke vrouw: qua verschijning lijkt hij het meest op een uitgetreden priester, inclusief de consequent smakeloze stropdas (en dezelfde erotische inhaalvraag).

Toch speelt hij hoog spel want zijn eerste boodschap luidt: 'O, wat ben ik leuk.' Hij redt het door zijn tweede boodschap: 'O, wat zijn wij leuk.'

Hiermee is het raadsel Pleij nog niet opgelost, want hij is een mediëvist, terwijl het merendeel van onze steden niet eens een stratenpatroon uit de Middeleeuwen bezit. Je hoeft slechts een dagje in Siena of San Gimignano rond te wandelen en je onderschrijft de stelling van de socioloog Johan Goudsblom dat Nederland modern is geboren. Dat Pleij desondanks populair kon worden is een gevolg van zijn eigen herdefinitie tot cultuurhistoricus, niet zozeer van de Middeleeuwen, want die interesseren televisiekijkers geen fluit, maar van alle zes eeuwen nadien en dan desgevraagd uitgesplitst naar decennium en regio. Opmerkelijk blijft deze prominentie wel. Voor elk onderwerp dat hij bespreekt zijn er betere deskundigen beschikbaar, en Pleij weet dat zelf donders goed, en toch: wie snatert daar op het scherm, waarbij hij zichzelf verbaal opstuwt met klapwiekende handjes? Blijkbaar past hij als geen ander binnen de gezochte anti-chic van de Vara.

Oranjeklant

 

In zijn nieuwe hoedanigheid heeft Pleij aardig wat boeken gepubliceerd. Afgezien van de bijna obscene zelfpromotie daarvoor in De wereld draait door heeft hij mijn zegen. Je weet op dit vlak zelden wie het eerst met iets gekomen is, en het kan best zijn dat een van zijn studentes hem dit in zijn oor heeft gefluisterd, maar verrassend vond ik zijn uitspraak dat de kwalificatie 'on-Nederlands' bij ons een aanbeveling impliceert, terwijl het pendant daarvan in andere landen juist als een diskwalificatie geldt.

[fout, Harry Mulisch vermeldde deze paradox al in 1992, zo lees ik in Wij, wereldliteratoren. W.F. Hermans ging Mulisch nog voor: in Het lijden der vertaalde schrijvers uit 1981 stelt hij dat er voor een Nederlandse schrijver geen hogere lof denkbaar is dan dat hij niet 'typisch Nederlands' is.]   

Voor Pleij kan het allemaal niet Nederlands genoeg zijn, hij legt zelfs een verschijnsel als de huidige Oranjegekte enthousiasmerend uit. Hij ziet daarin een vrucht van de ontzuiling: omdat Nederlanders niet langer tot aparte en hechte zuilen behoorden zochten ze een nieuw eenheidssymbool en dat werd het oude koningshuis. Ten bewijze daarvan verscheen hij eens in De wereld draait door met een Wilhelmina-bordje dat nog van zijn ouders was geweest, plus allerlei andere Oranje-kitsch. Voor mij was dit zo'n verbijsterend moment waarop je in de woorden van Gerrit Komrij als een ballon loskomt van je stoel en hortend opstijgt naar het plafond. Ik wist namelijk niet beter dan dat de Vara een hekel had aan de monarchie maar later begreep ik de reden van die omslag: haar presentatoren ontvangen inmiddels ook een vorstelijk salaris voor werk dat louter leuk is om te doen. Iets anders was dat ik in mijn omgeving werkelijk niemand ken die zulke prullaria bezit. Oranjefans zijn ongetwijfeld de oudste fans van Nederland en het is te begrijpen dat zij met de voortgaande democratisering salonfähiger zijn geworden, maar zij vertegenwoordigen het onderdanigste deel van het volk, waarmee ik, alhoewel een liefhebber van volkscultuur, nauwelijks verwantschap voel. 

 

mokken.jpg

 

Oranje-attribuut, een stijgende volkstraditie. www.holland4you-mokken.nl

 

In mijn optiek betekende de ontzuiling, die inmiddels al vijftig jaar geleden plaatsvond, voor de meeste mensen niet zozeer een verlies van onderlinge banden alswel een grote individuele bevrijding, zeker voor katholieken die van oudsher een lage eigendunk bezaten. Een tijdlang was vervolgens iedereen allereerst Nederlander, zonder dat dit nadruk vergde, want men was tevens Europeaan en wereldburger. 'Een tevreden natie', zo heette een bundel uit 1998 over het naoorlogse Nederland van de hand van die andere televisiehistoricus: Maarten van Rossem. Twee jaar na het verschijnen van die bundel begon de revolte van Pim Fortuyn. 

Van Rossem en Pleij negeerden - ik denk met opzet, omdat alle zelfverklaarde dwarsdenkers dat vandaag doen - twee unieke ontwikkelingen in onze geschiedenis met enorme consequenties. Sluipenderwijs hadden bijna twee miljoen niet-westerse immigranten zich hier gevestigd en even sluipenderwijs dreigde Europa de zeggenschap over ons land in te palmen. Uit ongenoegen hierover grepen mensen sinds de jaren tachtig terug naar tradities en rituelen - wie een beetje oplette, had de onvrede dus veel eerder gesignaleerd. 

Met andere woorden, ik kan in al dat gefeest niets feestelijks zien. Dit staat los van de vraag hoe ernstig je het moet nemen. Omdat ik de fase van bête patriottisme nog heb meegemaakt werd ikzelf somber van het Oranjelegioen dat telkens bij internationale sportwedstrijden ter bedevaart trekt. Leefde de Maria-verering nog maar, dacht ik als ex-katholiek - en keek ik niet naar een aflevering van the Walking Dead dan zag ik het begrip lonely crowd van David Riesman over straat wandelen. Pleij is echter lakoniek. Hij betoogt dat het eigenlijk om een parodie op pariottisme gaat, die louter gelegenheid biedt om weer eens uit de band te springen, want de opblaasbare klompen en de indianentooien verdwijnen na afloop braaf in het tuinhok. Al blijf ik het een treurig gezicht vinden: vooruit.

 

uitblinkers

Op de jaarlijkse Uitblinkersdag ontvangen koningin Maximà en koning Willem-Alexander gasten uit De wereld draait door. Koningin Beatrix liet zich slechts samen met haar kabinet fotograferen. www.koninklijkhuis.nl `

 

Eén ding moet ik Pleij nageven: tijdens de laatste troonswisseling pleitte hij voor een ceremonieel koningschap, wat je van echte monarchisten nimmer zult vernemen. Volgens mij is die kant van het koningschap ook de enig verdedigbare; de rest levert louter ballast op. Zelf dacht ik daarbij aan het toeristisch voordeel ervan tegenover het buitenland, Pleij aan de troost en binding die Oranje de natie kon bieden. Uitgerekend op dat vlak wist ik niet of onze twee nieuwe koningen zouden slagen.

Maximà, hoe gewiekst ook, achtte ik de zwakste stee. Eerlijk gezegd had het mij niet verbaasd als Nederland massaal in lachen was uitgebarsten op het bericht dat zij koningin zou worden, maar blijkbaar zit het feodale verlangen bij ons dieper dan republikeinen wensen. Welnu, haar man ontwapent doordat ook hij lijkt te beseffen dat hij als koning niet de beste propositie aller tijden is; zo niet zijn Argentijse eega. Zij presenteerde zich al geenszins als de Assepoester die zij was, en liet zich in afwachting van de intronisatie lelijk in de kaart kijken door te verklaren het als een eer te ervaren om Beatrix te mogen opvolgen, - alsof zij haar schoonmoeder opvolgde en 'eer' überhaupt in dit verband een toepasselijk begrip is. Ik heb althans nooit iemand horen zeggen dat het een eer was om de Staatsloterij te winnen. Maar alle media stonden direct klaar om haar woorden als een verspreking te bagatelliseren, hoewel mijn eigen moeder precies begreep wat ze zei. 

Inmiddels blijkt dat Pleij ten dele gelijk heeft gehad. Willem Alexander en Maximá functioneren uitstekend, zij het dat zij au fond hetzelfde publiek bedienen als de Vara. Dat is het publiek dat nog veel te verwachten heeft van Nederland. Ik wil zeker niet beweren dat wij deplorable, forgotten people hebben van het slag dat in Amerika Trump aan de macht heeft gebracht; wij bezitten geen Rust Belt. Evenmin stuit ik overal op boze witte mannen, een misselijke vondst van Links om zulke mannen bij voorbaat de mond te snoeren. 

Wel ken ik veel witte Nederlanders die een hekel hebben aan multiculturele propaganda, die er al in zit dat allochtonen voortdurend in reclames opduiken en dan steeds een schrandere rol toebedeeld krijgen. Cijfermatig zijn de verhoudingen nog steeds zo dat de meesten van ons slechts een paar allochtonen kennen, maar in elk praatprogramma's doen zij voor het volle pond mee. Nu krijgt elk land de allochtonen die het verdient. Is het denkbaar dat in de VS minor minds als Akwasi, Affriyie en Sylvana Simons een gesubsidieerd podium mogen beklimmen om inboorlingen te beschimpen? Nee, dat is niet denkbaar, en hetzelfde geldt voor Frankrijk en Duitsland. Bij ons stellen journalisten zich ook nooit de vraag: hoe boeiend is eigenlijk een boeiende allochtoon? Het antwoord luidt: niet boeiender dan een boeiende Helmonder, met welke laatste nog weleens te lachen valt. Godzijdank zijn er allochtonen die boven hun afkomst weten uit te rijzen, maar de meesten hebben geen andere boodschap dan dat witte Nederlanders racisten zijn en zijzelf onderdrukte engelen.

 

 

distressedjeans

Post-proletarische decadentie: nooit een hamer in de handen gehad en toch een broek aan die naar zware arbeid verwijst. Met opzet distressed, destroyed of ripped jeans worden tegenwoordig in de hele wereld te koop aangeboden, maar Nederland, aldus het Centraal Museum, blijft het jeansland bij uitstek. (instagram)

 

Tegelijk ziet menige landgenoot zijn kansen slinken in plaats van toenemen. Hier een categorie waarover je nimmer iets hoort: tegenover elk individu dat subsidie ontvangt staan er tientallen die dat niet ontvangen en dan als extra malus met oneerlijke concurrentie te kampen krijgen. Hoeveel mensen dit lot treft weet ik niet, maar het moeten er ontzaglijk veel zijn, want ik heb gedurende mijn werkzame leven niet anders geweten dan dat ik het tegen gesubsidieerde lui moest opnemen die altijd deden alsof ik niet bestond en elkaar hardnekkig de bal bleven toespelen.

Oneerlijke concurrentie is trouwens in de hele arbeidsmarkt gebruikelijk geworden. Positieve discriminatie mag dan geen officieel beleid zijn, voortrekkerij is aan de orde van de dag. Als een vrouw ergens beter in is dan mannen, zal niemand haar een promotie misgunnen, maar de vrouwen die ik hoogleraar heb zien worden waren dat geenszins en wisten dat zelf donders goed. Omdat zij hun vak althans serieus beoefenen verwijt ik hen niks, maar er zijn zat sectoren met dametjes aan de top die alleen een cursus bevallig kijken hebben gevolgd, of juist een cursus bars kijken. Net als hun grote voorbeeld Maximà leven zulke dametjes in een gekregen wereld, een wereld die er niet dankzij hen is gekomen, wat hun positie blijvend onnatuurlijk maakt. Ze zitten er ook altijd om hunnentwil en niet om die van iedereen. Voor nieuwe Nederlanders geldt dit evenzeer, al kan er bij hen nog bijkomen dat zij evidente tekortkomingen bezitten waarop andere kandidaten nog vóór een sollicitatiegesprek afvallen.   

 

bijlveld

'Ik val aan, volg mij.' Ook al heeft zij louter met poppen gespeeld, waarom zou een vrouw geen minister van defensie kunnen worden? Minister van defensie Ank Bijleveld ontvangt korporaal Anna Yilmaz, die zojuist de finale van Heel Holland Bakt heeft gewonnen. Merk op dat de korporaal meer gravitas bezit dan de minister. www.defensie.nl

 

Voortrekkerij is voor degenen die er de dupe van zijn niet alleen onrechtvaardig, ook vernederend. Bij een normale carrière hoort dat je slijmt met de baas - bijna iedereen die iets in het leven bereikt, van Herman Pleij tot Paul de Leeuw, is begonnen als slijmbal. Op die manier breek je door het glazen plafond heen waarover feministes altijd klagen maar dat voor mannen net zo goed bestaat. Tegenwoordig zijn het alleen (witte) mannen die zich tot zulk gedrag moeten verlagen, terwijl vrouwen en nieuwe Nederlanders de een na de ander boven hen uit worden getild; pijnlijk, dubbel pijnlijk. 

Binnen het huidige geestelijke klimaat, mogen we dus concluderen, is de heldenstatus heus niet meer voor iedereen weggelegd. Een cabaretier als Youp van 't Hek had dat al vroeg in de gaten. Hij zwoer zijn verleden als kakker af en ging in een Vara-outfit Vara-meningen verkopen. Als hij zou vertellen dat hij net als Matthijs een slagerszoon is, zal niemand dat verbazen. De aanpak van Willem Alexander en Maximá verschilt hier alleen in schijn van. Zij kiezen hun publiek even deemoedig en gewetensvol als de Vara uit. Zij zullen zich nooit inlaten met al degenen die geen privileges van de overheid genieten. Noch met hen die niets zien in de smeltkroes die Nederland zou moeten worden maar niet wordt, om over PVV-aanhangers helemaal te zwijgen.       

 

Lof der gewoonheid 

 

 

In Moet kunnen (2010) waagt Pleij zich aan een mentaliteitsgeschiedenis van 'de' Nederlander. Voskuil zou deze exercitie ronduit verfoeid hebben, maar Pleij bevindt zich in goed gezelschap. Welke schrijver heeft zich niet over ons volk als geheel uitgelaten? Natuurlijk hoort daar de vooronderstelling bij dat wij meer van elkaar verschillen dan overeenstemmen en dat het slechts om een dun laagje van ieders persoonlijkheid gaat - een minimaal herkenbaar fenomeen, zoals de Volendamse klederdracht, waarin au fond weinig Volendammers rondlopen. Verder zal niemand ontkennen dat door de globalisering en de instroom van niet-westerlingen de typische Nederlander minder preponderant wordt. Dit past ook in het verhaal van Pleij, die anders dan Voskuil's voorganger P.J. Meertens, Nederlanders geen statisch volkskarakter toedicht. Overigens is de angel uit deze hele kwestie gehaald sinds we niet meer spreken over mentaliteit maar identiteit. Een mentaliteit heb je, een identiteit kies je.      

De Franse gebroeders de Goncourt vonden in de 19de eeuw Nederlanders op lelijke vissen lijken. Uniek was deze associatie geesnzins. Kort daarvoor had het Engelse zondagskind William Beckford het over onze 'oesterachtige' blik en uitte hij zelfs het vermoeden dat Nederlandse mannen in hun wijde broeken een 'dolfijnachtige staart' verborgen hielden. Wel, als het daarom gaat: ook vandaag kost het weinig moeite om Pleij als een scholletje in een ijsbed van een viskraam te zien liggen en Paul de Leeuw als een zeebaars. Toch wil ikzelf niet zo ver gaan. Nederlandse vrouwen, mits westers, hebben afgezien van hun lengte weinig specifieks meer; tot in de kleinste dorpen volgen ze de internationale mode. Nederlandse mannen, zeker de ouderen onder hen, zijn daarentegen nog wel als zodanig te herkennen; althans in het buitenland wijs ik hen moeiteloos aan: een uitvergroot, vlezig babyhoofd à la Vlamingen en Duitsers, maar dan met priemende oogjes. Zolang anderen aardig tegen ze zijn, blijven ze mak als lammetjes, zo niet dan gaan ze Youp van 't Hek imiteren, die tegenwoordig een betere bouwvakker neerzet dan de gemiddelde bouwvakker. Al houdt Youp zijn mond, je hóórt hem met een dikke tong zeggen: 'Rot toch op, man, godverdomme'. Ziedaar, de exemplarische Hollander.  

 

youp

'Rot toch op man, godverdomme'. Cabaretier Youp van 't Hek geeft een middelvinger, een Up yours, sinds begin jaren tachtig in Nederland gangbaar. Youp heeft alleszins geschiedenis geschreven. Omdat hij louter bespot wat zijn publiek afkeurt en hemzelf niet in gevaar brengt, bedrijft hij geen satire maar leedvermaak. www.cabaret-filmpjes.nl

 

Maar het gaat ook om innerlijkheden. Veel van wat Pleij dienaangaande vermeldt, klinkt uiteraard bekend en staat al in elk Handboek voor de Nederlander. Toch laat hij vertrouwde inzichten achterwege. Voor de dichter Baudelaire was Nederland het Cocanje van het Noorden. En de achttiende eeuwse Zweedse theoloog Emanuel Swedenborg, in zijn geboorteland nog steeds een grootheid, beschouwde Hollanders als christenen die niets meer geleerd hoefde te worden om tot de hemel te worden toegelaten. Overigens was onze hoogstaande moraal in zijn  ogen te danken aan het feit dat Nederland een republiek was, destijds een grote uitzondering - wat we inmiddels wederom zijn maar dan omgekeerd.

Het hoeft daarom niet te verbazen dat Pleij Nederland geen ethisch luilekkerland noemt, maar hij negeert tevens de burgerlijke samenleving van Huizinga die wezenlijk 'satisfait' was. Integendeel, op iedere pagina van zijn boek trekt een stoet onverzadigbare feestgangers voorbij. In zijn publieke domein roeren niet langer ernstige lieden de trom doch schmierende BN'ers. Ik realiseerde me dankzij Pleij hoe snel dit veranderd is. Ieder van ons heeft naast een droom ook een nachtmerrie van Nederland. Twintig, dertig jaar geleden was míjn nachtmerrie: opgesloten zitten met lui die in de dubbele predestinatie geloven, zeg maar de ouders van Jan Siebelink en Maarten 't Hart. Nu is dat: ik zit thuis rustig een boek te lezen en ineens springt 'Nederlands grootste televisietalent' Paul de Leeuw te voorschijn om met zijn dikke lijf aan een wellustige striptease te beginnen. Camera´s erbij en o wee als ik het niet in mijn broek doe van het lachen.  

 

treitervlogger

De gebroeders Treitervlogger alias Knuffeltuig te gast in De Wereld draait door.  De Tros schonk ons de gewone Nederlander, de Vara voegde daar het canaille aan toe. In de MSM (mainstream media) komt het canaille tegenwoordig vaker aan bod dan de gewone Nederlander. www.mediacourant.nl

 

Dit leidt tot Pleij's stelling dat Nederlanders nogal direct zijn, waaruit de verzuchting klinkt: waren alle mensenkinderen maar zo. Een dichter als Jan Greshoff echter sprak van onze  'joviale vulgariteit' en de Amerikaanse antropologe Ethel Portnoy noemde ons 'grof en aanmatigend'. Bij deze directheid hoort een passie voor gewoon doen. Inderdaad, hoewel de strapatzen van Paul de Leeuw anders doen vermoeden is gewoonheid een overheersende trek in onze geschiedenis geweest. Deels was dit uit nood, want de adel ontbrak om iets anders te wensen. Maar ook binnen de standenmaatschappij die we tot voor kort hadden, golden eenvoud en soberheid als een groot goed, een vrucht van het calvinisme waarschijnlijk. 

Het gewoonheidsideaal heeft Nederland ook veel opgeleverd. Om te beginnen psychologisch. De dichter Leo Vroman zei dat als je iets wilt bereiken, je jezelf altijd moet overschatten. Akkoord, maar eerst moet je beseffen dat je ergens niet goed in bent, en dat krijg je in Nederland stevig ingepeperd. Van nog groter belang is dat bij ons talenten van bescheiden komaf inderdaad konden doorbreken. Welbeschouwd is de hele Nederlandse geschiedenis een geschiedenis van nieuwelingen geweest. Cornelis Verolme, om maar iemand te noemen, had slechts de lagere school en bouwde een scheepsbouwimperium. Van Gogh was als schilder een dilettant, maar volgens Picasso was hij in de negentiende eeuw de enige die wist welke richting de schilderkunst uit moest.

 

timmerfrans

Euro-commissaris Frans Timmermans, 'Timmerfrans' aldus Geen Stijl. Een carrièrist poserend als visionair. www.politico.eu

 

Om geen misverstand te laten ontstaan, gewoondoenerij biedt niet louter zegeningen. Als je niet oppast verzeil je levenslang in een roman als Het bureau (iemand wees ook eens op het praatzieke wereldje van Jip & Janneke...). Gewoondoenerij leidt natuurlijk dikwijls tot allureloosheid: mannen die bij een afscheid 'doeidoei' zeggen en onder een mail schrijven: 'Groetjes'. Er hoort ook bij dat regeltjes altijd heilig zijn en voor iedereen gelden, ongeacht om wie het gaat. Nederlandse ambtenaren zijn befaamd om hun pietluttigheid maar diezelfde eigenschap tref je in sportbonden aan. Ik weet nog dat ik voor golf een theoretisch examen moest afleggen, moeilijker dan het theorie-examen voor het rijbewijs. Sowieso moest ik drie (!) examens afleggen eer ik in mijn eentje de baan op mocht. En dan al die middelmatige golfers die streng elkaars handicap controleren, terwijl handicaps juist zijn bedoeld om hun middelmatigheid geen rol te laten spelen...     

Het grote bezwaar van gewone mensen is dat zij zichzelf als maat nemen; vandaar dat wij een Omroep Max kennen en een intens banale ouderenpartij als 50Plus, elders niet eens als vrijblijvend ideetje gelanceerd. Evenmin kennen zij een natuurlijke rem op hun carrièredrang. Eurocommissaris Frans Timmermans en dj Giel Beelen vielen vroeger tussen hun klasgenoten nauwelijks op, durf ik te beweren, en waarom moeten zij dat nu wel doen? Of neem Ank Bijleveld: als kind heeft zij misschien ooit haar tong naar een vriendinnetje uitgestoken en nu is ze onze minister van defensie. Toch vindt iedereen dat normaal, want geen enkele cabaretier of columnist valt over haar heen.    

Dat onze uitgedragen gewoonheid elders weinig liefde voor ons doet opwellen is zonneklaar. In de jaren zestig en zeventig waren er buitenlanders die onze vrije opvattingen huldigden, maar qua populariteit leggen wij het af tegen de meest bekrompen Amerikanen en Fransen. In Suriname, Zuid-Afrika en Indonesië wordt nog steeds geklaagd dat uitgerekend wij het zijn geweest die het land in handen kregen (alleen in Brazilië niet, wat doet vermoeden dat de Portugezen nog erger waren). J.L. Heldring citeert in Andermans veren een Australische diplomaat over ons ongelukkige koloniale optreden:

'Zelfs wanneer de Nederlanders goed waren (zoals velen hunner waren) misten ze panache. Ze brachten geen sport of parades of humor of excentrieke aristocraten mee, zoals de Britten dat naar hun koloniën deden. Ze brachten te veel boekhouders mee. Ze waren te efficiënt. Hun deugd werd een ondeugd.'

 

paul1

'Geen idee wat vulgariteit is'. Holland's Glorie in beeld bij de zuiderburen. www.clint.be    

 

En dan te bedenken dat buitenlanders zelden tot de diepste krochten van het Nederlanderschap doordringen. Misschien valt hen nog wel op dat Nederland weinig massa, weinig volume heeft. Geen heuvels, geen gigantische paleizen, geen wolkenkrabbers; in plaats daarvan: tientallen kleine steden en honderden grote dorpen, met daartussen lege weilanden en akkers. Een typische gewaarwording: je rijdt niet dóór ons land, je rijdt eróp. Interlokaal staan de wegen inderdaad vol files, maar je vraagt je af waar die auto's eigenlijk naartoe gaan.

Tegelijkertijd geldt Nederland als een van de dichtstbevolkte landen ter wereld; nogal een paradox. Zelfs de voetbalstadions zijn bij ons kleiner dan elders. Je ervaart alleen iets van omvang als je je begeeft in een van de duizenden kringetjes die het land telt, voor elke denkbare menselijke activiteit - van harpspelen tot kantklossen, van chipsindustrie tot kankeronderzoek. Maar dat zijn inderdaad wel kringetjes, waarin the more, the merrier beslist niet geldt; integendeel, zelfs al stel je je als nieuwkomer bescheiden op, je vormt algauw een bedreigng voor de bestaande statushiërachie.   

Ja, een klein land bezit een dorpse outlook. W.F. Hermans noemde ons een 'stiekem landje', wat impliciet verwijst naar dat dorpse. Ook stelde hij dat bij ons navolgers van buitenlandse iconen 'het hoogst staan aangeschreven'. Zelf krimp ik altijd ineen wanneer de media Nederlanders in het buitenland volgen: het ongeloof dat zij daar iets bijzonders zouden presteren. Dame Edna had ooit als grap dat haar stille, asgrauwe sidekick Magde Allsop er slechts zat om op de nationale televisie van Nieuw-Zeeland, waar zij vandaan kwam, foto's van zichzelf met wereldsterren te tonen - ik heb een dergelijk tafereel talloze malen op onze televisie gezien! En zou een Franse of Engelse fractievoorzitter van de grootste politieke partij ooit fabuleren over een ontmoeting met president Poetin, wat hem later, als minister van Buitenlandse Zaken, de kop kostte? Voor wie het mocht denken: dit was géén incident, want de man in kwestie voegde zich bij een fiks rijtje Haagse politici met een minderwaardigheidscomplex dat door onnodige voorwendsels ten val kwam. 

 

bauer

Post-proletarische journalistiek: volkszanger Frans Bauer 'doet' samen met zijn vrouw Mariska China voor de AVROTROS, na eerder Frankrijk en de VS te hebben gedaan. Reisprogramma, 2019. Warum? Foto AVROTROS.

 

We zijn ook nog steeds een volk van nieuwkomers. In de actualiteit doen zelden klinkende namen van twee, drie generaties terug de ronde. Sowieso kleeft ons weinig geschiedenis aan. Ik heb altijd genoten van Gerrit Komrij, die, geen kleine schrijver, vanuit zijn vrijwillige ballingschap in Portugal op onze zelfgenoegzaamheid foeterde. Als een van de weinigen hekelde hij de talloze zogenaamd kritische cabaretiers, die het publiek volgens hem een spiegel voorhouden niet om zichzelf te bekijken maar om zichzelf te zien glimmen. Zelf vond ik cabaret al een miserabele kunstvorm, want waarom zou je naar voorgebakken grappen luisteren die je zelf kunt verzinnen? Dankzij Komrij begreep ik mijn weerzin pas goed.

In zijn bundel Demonen legde hij een bekentenis af: zodra hij aan zijn landgenoten dacht begon zijn lichaam te schokken van afkeer. Niettemin werd hij in zijn vaderland omard; ik vermoed omdat hij net zo'n vileine romanticus was als Oscar Wilde. Nu was Oscar Wilde de zoon van een beroemd chirurg en Komrij van, ja, wat?, hij heeft er nooit over gerept. Op een foto in wikipedia poseert hij met de juiste dosis ennui voor zijn imposante Portugese villa, maar hetzelfde lemma onthult waar hij in zijn jeugd woonde: een laag arbeidershuisje te Winterswijk, de Achterhoek. Ach, gossie. Dit was geen Verwoest arcadië maar een onvolkomen Werkman's Paradijs. Het siert Komrij dat hij niet zoals veel babyboomers plaatsvervangend boos op de elite is geworden vanwege de nederige positie van zijn ouders, maar ik begreep ineens waarom hij ons de rug heeft toegekeerd toen hij succes kreeg. Zijn afkomst bood een te weke ondergrond om trots te ontlenen aan het feit dat hij zich eraan ontworsteld had. Ik denk weleens dat onze vroegere elite arbeiders niet dieper heeft kunnen beledigen dan door hen geen paupers te laten blijven.

 

komrij

Gerrit Komrij uit Winterswijk voor zijn villa in Portugal. wikipedia.

 

Om onze a-historische kleinheid te ondervinden, nodigde ik eens een collega uit Oxford uit voor een tv-avondje bij mij thuis. Ter verontschuldiging vooraf verklaarde ik dat er bij ons, in tegenstelling tot Engeland, geen hechte band bestaat tussen de universiteiten en de omroep, waardoor je als kijker weinig Bildung krijgt voorgeschoteld. Gordon vond ik zelf te gênant om te tonen, idem dito Boer zoekt vrouw; ik beperkte me tot Paul de Leeuw. Als door een adder gebeten schoof mijn collega naar het puntje van zijn stoel. Kennelijk, zo merkte hij op, was bij ons de nivellering dermate doorgevoerd dat lelijkheid al een aanbeveling kon zijn. In Engeland kwamen regelmatig gekke koppen in beeld, gewone lelijke koppen daarentegen nooit. Over Paul's opgewonden drukte en permanente pogingen om te shockeren, zei hij dat hij daarin de onzekerheid van de amateur proefde, die zijn debuut in de bedrijfscantine nooit kon vergeten. En nadat hij de presentator kirrend als een varken in zijn blote niks had aanschouwd luidde zijn meewarige conclusie: 'Jullie zijn het enige volk ter wereld dat niet meer weet wat vulgariteit is.'           

 

Anti-burgerlijk

 

Mijn slotsom: in onze huidige massacultuur overheerst niet het verlangen naar gewoonheid, maar de angst ervoor. Daarom is bij ons, in tegenstelling tot Scandinavië, horeca-personeel zo lomp: de gedachte een bescheiden, dienende functie te hebben is kennelijk onverdraaglijk. Een zelfde tweestrijd zie je bij Bekende Nederlanders: ze zijn zogenaamd allemaal gewoon maar worden geteisterd door originaliteitsdwang. Hun aanstellerij heet algauw authenticiteit.

Zelf geloof ik dat je naarmate je ouder wordt je steeds meer poses aflegt. Op z'n best ga je klinken als een Stradivarius, een goede viool maar nog wel een viool. Zo denken Jules Deelder met zijn duivelse pakken, Erica Terpstra met haar eeuwige giebel en Linda de Mol met haar calculerende slappe lach er beslist niet over. En o, hoe treurig is het gesteld met het Nederlandse toneel! Een Jack Nicholson of Robert de Niro, die zich in elke rol kunnen verliezen, mag je niet verwachten, maar waarom moeten we genoegen nemen met een ellendeling als Jeroen Krabbé die, al is hij uitgedost als pinguïn, nooit iemand anders wordt dan Jeroen Krabbé. 

Welnu, het Nederlandse publiek maakt het niets uit. Dat geeft iedere avond staande ovaties, elders een zeldzaam verschijnsel. Het lijkt wel alsof Nederlandse toeschouwers ernaar snakken dat er althans iemand boven hen uitstijgt. Anderzijds bestrijden ze die neiging ook weer. Tijdens popconcerten vormt de 'Dutch disease' inmiddels een bekende plaag: zangers irriteren met spreekkoren en bierdouches komt alleen bij ons voor.

Voor een buitenlander moet deze tegenstrijdigheid nauwelijks te bevatten zijn. Anti-burgerlijkheid is de factor die beide uitingen verbindt - dus het tegendeel van wat Huizinga opmerkte. Sinds Vestdijk lees je nooit meer een Nederlandse roman over een arts, laat staan een tandarts; het gaat steeds over steuntrekkers, junks, kunstenaars en immigranten. De stem van de straat klinkt iedere avond tot vervelens toe op de tv en legt het alleen af tegen de stem van BN'ers. Daarentegen verneem je zelden een voorzichtige, genuanceerde mening van een ontwikkeld individu: te saai, niet goed voor de kijkcijfers.

Ook eenvoud en soberheid als nationale waarden zijn verdwenen. Koningin Juliana droeg die waarden nog uit met haar gezellige bloemetjesjurken. Koningin Maximá daarentegen bezit maar liefst 850 peperdure outfits, waarvan honderd avondjurken, meldde Josien Droogendijk, die een site (www.modekoninginmaxima.nl) over haar bijhoudt. Om haar garderobe samen te stellen moet zij een paar jaar van haar leven voor een passpiegel hebben gestaan, met dezelfde verliefde blik die ze ons onderdanen toewerpt. Toch heeft haar exorbitante kleedgedrag nooit enige kritiek ontlokt; integendeel, het programma Blauw Bloed, van de EO nota bene, houdt jaarlijks een verkiezing van Maximà's mooiste ensemble en de genoemde site van Josien Droogendijk ontvangt 20.000 bezoekers... per dag! 

 

pietheineek

De sloophoutenkast van Piet Hein Eek. Ook Ikea verkoopt inmiddels meubels van zijn hand, zij het niet als 'post-proletarische decadentie' maar als 'fantastisch imperfect'. www.nederlandsdesign.com

 

Eigenlijk is de hele gezeten burgerij bij ons uit beeld geraakt. Er bestaat zelfs geen goed woord meer voor. In mijn jonge jaren sprak men van notabelen, maar die zijn qua samenstelling gedemocratiseerd en daardoor als categorie opgelost. Het morele gezag dat erbij hoorde is toegeëigend door linksige opiniemakers die bij ons immer de boventoon vormen. Het doet tegenwoordig al raar aan als je met resten van de gezeten burgerij geconfronteerd wordt. In het uitgaansleven van de meeste wereldsteden kun je heren in een keurig pak tegenkomen, in het Amsterdamse uitgaansleven zal je dat zelden gebeuren en zo wel dan is het een aanstellerige dichter. Serviceclubs als de Rotary en de Lions bezaten tot voor kort standing, nu zijn ze bovenal square. Corpsleden deden buitenstaanders ooit smalend af als knorren (Kent niet onze regels), nu heten zij zelf corpspikken. Zelfs foto's van hun feesten maken een on-Nederlandse indruk; je moet je in gedachten naar Engeland verplaatsen wil je nog het normale ervan inzien.

Hockeyers zijn evenzeer getroffen door deze veranderende perceptie; spijtig, wat mij betreft. Ik weet dat hockey onder intellectuelen nooit veel animo heeft gewekt, ook al zijn wij de enige echte hockeynatie ter wereld. Wijlen Martin van Amerongen meldde zelfs dat hij er om 'sociologische redenen' een pesthekel aan had, hoewel hijzelf naar eigen zeggen honderden opera's heeft bijgewoond. Nee, poenerig operapubliek is beter te pruimen! Bij hockey speelt geld juist geen rol: wie mee wil doen, doet mee. De aanblik van een hockeyveld brengt bij altijd mij associaties met het Engelse landleven naar boven, al zullen Engelsen het met het oog op de spelers eerder een kleinburgerlijke bedoening noemen. Maar in mijn beleving zijn hockeyers de plezierigste mensen van Nederland, en hockeysters de plezierigste (en de mooiste) mensen ter wereld. Waarom? Omdat ze overduidelijk uit een land met enige geschiedenis komen, zich niet als knuppels en knechten gedragen en een wonderlijke combinatie van levenslust, toewijding en bescheidenheid uitstralen. Youpie van 't Hek houdt daarentegen tot vandaag vol dat het allemaal brallers, kakkers en moederskindjes zijn. Wel, persoonlijk geef ik voor hockeyers de hele Vara cadeau, met Youpie erbij.

 

varsity

Een soort Engeland: brassen (in spijkerbroek!) tijdens de Varsity 2010, foto Jan Maarten Hupkes https://issuu.com/foliacivitatis/docs/folia28_63    

 

Goed, niet burgerlijk dus; in plaats daarvan: post-proletarische decadentie. Ik neem aan dat ik duidelijk ben. Vijftig jaar geleden verbaasde Nederland de wereld met de functionele, minimalistische lijnen van Wim Crouwel en Dick Bruna, die klasseloos waren maar stijlvol bleven. De beroemdste meubelontwerper van dit moment, Piet Hein Eek, gebruikt louter sloophout, nog steeds minimalistisch maar dan inclusief verval, dus wezenlijk decadent. Op straat kijken ook rappers en hiphoppers, gisteren nog 'the sorry lot', autoritair en uitdagend om zich heen. En dan al die tattoos en piercings! Jan de Hollander op de piratentoer. Het zal toch ooit de bedoeling zijn geweest om met zulke versieringen op te vallen, maar nu zijn zo wijdverbreid dat je er niet eens naar kijkt. De spijkerboek mag wel onze nationale totem heten. Ooit bestempelde zo'n broek de drager als progressief, inmiddels doet een Nederlandse menigte op straat denken aan een monster met honderden blauwe poten.    

Onze rijken, mits uiteraard onburgerlijk, hebben het eveneens makkelijker dan vroeger. Weliswaar persen zij zich eveneens bij voorkeur in jeans, zelfs in ripped jeans, maar opzichtige consumptie is niet langer taboe, het minst bij degenen die van huis uit weinig smaak hebben. Als je vandaag door de P.C. Hooft loopt lijkt het alsof de penoze er aan het shoppen is. Vara-voorman Marcel van Dam - ik had het over de lucrativiteit van het gelijkheidsdenken - biedt een illustratie van dezelfde teneur. Als zoon van een politieagent werd hij lid van Nieuw Links, dat bezit bij vererving voor 99 % wilde wegbelasten; inmiddels bewoont hij een landgoed dat ooit de familie Van Oldenbarnevelt heeft toebehoord.

 

Jante

De Wet van Jante, zoals geformuleerd door de Deense schrijver Aksel Sandemose. Als het om Nederlanders gaat dient men in elke regel het woordje 'niet' te schrappen. www.wikipedia.nl

 

Post-proletarische decadentie lokt niet voor niets, want tegelijkertijd eisen doorsnee-Nederlanders veel aandacht op. Ik heb in ander verband al eens gewezen op het verschijnsel dat bij ons een omgekeerde Wet van Jante lijkt te gelden. Die wet, typisch geacht voor Denemarken, houdt in dat iedereen zich bescheiden moet gedragen. Nederlanders vinden juist dat anderen zich bescheiden moeten gedragen! Het Deense hygge is dan ook heel anders dan onze gezelligheid, dat als synoniem ervoor geldt. Terwijl Denen van allerlei slag onderling gelijkmoedig babbelen, loeren Nederlanders naar elkaar of ze niet teveel pretenties uitstralen. In het vacuüm dat uit deze spontane nivellering ontstaat, weten altijd frustraten te springen. Lui die net doen alsof ze een enorme persoonlijkheid torsen, hoewel ze braaf onder een chef werken. Een Obama, Bill Gates of Jean-Paul Sartre heb ik in het echt nooit ontmoet, behalve in de gedaante van een Hollander op een verjaardagsfeestje. 

Ook zoiets: de Utrechtse zanger Henk Westbroek die in Pauw voor het front van de natie zijn visie op Zwarte Piet ontvouwt. Leefde dr. Clavan nog maar, denk ik iedere keer als een BN'er zijn licht op wereldproblemen laat schijnen. 

 

 

Tegendraadse tegencultuur

 

De omgekeerde Wet van Jante maakt de Nederlandse actualiteit tot een fikse kwelling. Mijn lichaam begint zeker niet te schokken van afkeer bij Nederlanders, zoals Komrij dat had, maar ik krijg wel dikwijls het gevoel dat ik nodig met vakantie moet. 'Innere Emigration' kan ook helpen, een bezoeker in eigen land worden. Daarvoor geldt de volgende richtsnoer: hoe lastig ook, mijd geleuter van en over BN'ers. Neem een abonnement op Netflix, kijk naar de BBC of naar de Vlaamse televisie, die geen praatprogramma's met publiek en een opdringerige host uitzenden. Negeer kunstvormen als cabaret, toneel en film die het van de smaak van het grote publiek moeten hebben. Je kunt daarentegen nog uitstekend terecht bij de Nederlandse architectuur, de schilderkunst en de literatuur - de na-oorlogse essayisten voorop.

Als je doet alsof je in Frankrijk woont, heb ik gemerkt, dan is het leven hier zelfs aangenamer dan daar. Op stille verfijning, zoals hindoestaanse en Indische mensen dat hebben, hoef je niet te rekenen, maar als door een wonder is hockey onze tweede teamsport gebleven, wat betekent dat het antiburgerlijke gewoonheidsideaal nog niet overal ingang heeft gevonden. Far from the madding crowd houdt zelfs een minderheid van beschaafde lieden stand. Namens de Vara zal Youp van 't Hek nu wel gaan joelen en brullen, maar hoho, er zijn ook beschaafde... parkieten. Vijftig jaar geleden was beschaving nog een algemeen ideaal, maar toen dat binnen ieders bereik kwam, hoefde het niet meer. En toch: waarom zou ik het Singer Museum niet hoger aanslaan dan het Zwarte Cross-festival? Met andere ribbroeken, zo is het inderdaad wel, slenter ik verrukt langs muren vol klassiek modernen. Ach, toen de toekomst nog iedereen toelachte, denk ik dan. Het idee dat ik in ripped jeans en duizendkoppig sta te headbangen voor een podium met een dj erop.... 

gwoon1  

Huismerk van de Coop. Gewoonheid als unique selling point. Sommige adverteerders voeren hetzelfde argument verkapt aan, zoals de NPO: 'Speciaal voor iedereen', wat niet anders kan betekenen dan dat niemand speciaal is.

 

Even belangrijk: de kwaliteit van onze wetenschappers en professionals is hoog gebleven, tot mijn verbazing, zeg ik erbij. Veel landgenoten excelleren zelfs ergens in. Als je ons land op dit punt vergelijkt met - uiteraard: vergelijkbare - plekken elders dan doen wij het aanmerkelijk beter. Qua talent kunnen wij ons meten met wereldsteden als New York, Londen, Parijs en Tokio. Hoe kan dat? Genetica zal hierin geen rol spelen, ons onderwijssysteem evenmin, want dat staat bepaald niet als competitief te boek. Ik denk dat de omgekeerde Wet van Jante zich hier weer laat gelden. Gelijkheid in combinatie met onderscheidingsdrang leidt bij de massa tot gemakzucht en aanstellerij, maar zet begaafde individuen tot ambitie aan. 

De resultaten zijn ernaar. Nederland was vijftig jaar geleden op culinair gebied een polderlandschap, en ziedaar, momenteel hebben we evenveel sterrenrestaurants als België, het mekka voor fijnproevers. In sport zijn de prestaties nog opzienbarender, zelfs in takken waarin weinig traditie bestaat, wat extra lastig is. Ik noem uit recente jaren: turnen, zeilen, zwemmen, hardlopen, darten, kickboksen, dammen, autoracen, paardrijden, gamen, scrabbelen en zo voorts. 

Ook in voetbal draaien we uitstekend mee en leven we eigenlijk boven onze stand. Daarbij speelt wel iets wat met de psychologie van gewone mensen te maken moet hebben: de enorme teleurstelling als de eindoverwinning niet wordt behaald, hoe irrieëel dat ook geweest zou zijn. Mijn idee: gewone mensen raken zo van slag door succes dat ze zichzelf makkelijk overschatten. Dat geldt zeker ook voor de spelers. Hoe vaak hebben we al niet zien gebeuren dat ze denken de besten te zijn en op het laatste moment alsnog verliezen? Het is het syndroom van de kleine man die naast zijn schoenen gaat lopen, hemeltergend. In dezelfde trant valt uit te leggen dat wij, uitgezonderd in een singuliere sport als het langebaanschaatsen, nooit universele kampioenen hebben voortgebracht, zoals een Mohammed Ali, Lucian Bolt of Pele, wat statistisch gesproken evenmin klopt. Zelfs karakterkampioenen à la Beckenbauer en Bobby Charlton zijn zeldzaam - Gullit is de enige die als zodanig in me opkomt. Bij mannenhockey doet zich dit fenomeen het schrijnendst voor. Zoals ik zei: Nederland is het enige land ter wereld met een serieuze hockeycompetitie en toch weten de mannen zelfs een finale van de Belgen te verliezen. Ze kunnen hun favorietenrol niet aan. Als underdog verbazen Nederlanders graag de hele wereld maar voor die rol is een paar keer schitteren genoeg.   

 

gerwen

Post-proletarische dartkampioen Michael van Gerwen. Vroeger gedroegen kampioenen zich beminnelijk, ze waren 'goede winnaars', nu kijken ze boos. www.dartsblog.nl

 

Voor wie anders mocht denken: de grootste sportman uit onze geschiedenis schoot eveneens tekort. Johan Cruijff wist als eerste intelligentie aan het voetbal toe te voegen, een ongelofelijke prestatie, want dat was (en is nog steeds) een tergend probleem in die sport. Wat je vroeger vaak zag: een speler rende met de bal aan zijn voet in zijn eentje op de goal af en schoot een halve meter voor de keeper tegen de keeper op. Zulke taferelen werden gewoon op de televisie uitgezonden! Om hem nader te plaatsen: Cruyff was niet de allerbeste dribbelaar, schutter of combinatiespeler, maar hij ontdekte de ruimtelijkheid van het veld en dat iedere tegenstander een aparte taktiek vergt. Desondanks groeide hij niet eens uit tot een karakterkampioen, zoals blijkt uit zijn gemankeerde palmares met Oranje. Zijn makke: hij verzandde steeds in ruzies met mindere goden, alsof hij zijn herkomst als eenvoudige jongen uit Betondorp niet wilde verloochenen. Veruit de beste keeper van dat moment, Jan van Beveren, mocht van hem niet mee naar het WK in 1974, de allergrootste fout uit zijn carrière, en in de rust van de finale tegen Duitsland foeterde hij dusdanig tegen de scheidsrechter dat hij een gele kaart kreeg. Ik wist toen al dat we zouden verliezen. 

 

Gouden handjes

 

In het licht van het bovenstaande mag het toch een verrassing heten dat Pleij Nederland nergens een onbeduidend landje noemt, zoals velen doen. Ik ben het met hem eens, ervan uitgaande dat hij zich niet vereenzelvigt met linkse zielen die op het Malieveld protesteren tegen internationale misstanden en dus in de mening verkeren dat de ogen van de hele wereld op hen zijn gericht. Die onbeduidendheid brengen politici en zakenlui vooral te berde als zij internationaal hogerop willen of snel een slag kunnen slaan. Nederland is uiteraard niet groter dan het is, maar niet zo lang geleden was het groter. En vandaag moet je minimaal met ondernemer Herman Wijers erkennen dat het nog altijd een 'onderscheidend' land vormt, wat je van België niet meer kunt zeggen (België is het enige echte Europa, samen met Luxemburg). 

Minder stem ik in met Pleij's allesbehalve unieke suggestie dat Nederland welvarend is geworden dankzij kooplieden. In het verleden vergaarden kooplieden ontegenzeglijk rijkdom, zoals de Amsterdamse grachten laten zien. Andere beroepsgroepen trokken hiervan profijt: scheepsbouwers, molenaars en voedselfabrikanten, waardoor aan de Zaan zelfs het eerste industriegebied ter wereld ontstond. Kooplieden zorgden dus zeker voor welstand, niet voor welvaart. De koloniën hebben dit evenmin gedaan, ondanks alle moorden en roofpraktijken die er plaatsvonden (ook ik zeg: 'Weg met J.P. Coen!'). De Amerikaanse econome Deirdre McCloskey schat de koloniale bijdrage aan het nationaal inkomen op hooguit vijf procent, terwijl dat inkomen de afgelopen twee eeuwen met drieduizend procent is gestegen!

Het zal menig Vara-lid teleurstellen, maar het zijn moderne industriëlen geweest die deze stijging hebben bewerkstelligd. Zij bezorgden honderdduizenden landgenoten de ongekende luxe van een weekloon, en voltrokken vervolgens het mirakel dat bijvoorbeeld een pot pindakaas nu de helft kost van een zak waarin evenveel verse pinda's zitten. Dit mirakel duurt nog steeds voort, want tegenwoordig betaal je voor een elektrische zaag in een casette met toebehoren bijna hetzelfde als voor een simpele handzaag.  

 

gielbeelen

Gewoon onburgerlijk of onburgerlijk gewoon, Vara-dj Giel Beelen is de bestbetaalde medewerker van de Publieke Omroep. Een kwestie van prioriteiten: voor zijn salaris heb je vier premiers, acht dokters of twaalf leraren. www.tpo.nl

 

Het is wel zo dat handel nergens zo hoog stond aangeschreven als in Nederland. Een van de families die daarmee in goeden doen geraakte heette Bal. Dat vonden de leden niet chic genoeg klinken en daarom stapten zij over op de achternaam van hun moeder: Huydecoper. Wie weleens in de buurt van een leerlooierij is geweest, kent de ongenadige stank van rottende huiden, maar dat men hiervan koper was verschafte kennelijk de gewenste finesse. En dan te bedenken dat Franse en Duitse edelen toentertijd hun titel verloren zodra zij zich met welke commercie ook inlieten.

Tot in de achttiende eeuw onderscheidde Nederland zich met deze handelsgeest. Pleij haalt Diderot aan in diens klacht over Hollanders die graan uit Frankrijk importeerden om dat vervolgens met winst weer aan Frankrijk terug te verkopen. Jean-Jacques Rousseau meende zelfs dat Hollanders zich laten betalen om de weg te wijzen en te zeggen hoe laat het is. Hij noemde ons een verachtelijk volk. Om uit een onbekend meesterwerk te citeren: 'Een goede handelaar verdient drie keer extra: hij betaalt zijn leveranciers te weinig, hij vraagt zijn afnemers te veel en als het even kan tilt hij ook nog de belastingen'. In plaats van welvaart te scheppen, pikt hij dus welvaart in.

 

vandam

Landgoed Morren te Oosterwolde, residentie van oud-Nieuw Linkser Marcel van Dam die van mening is dat eigenbelang in de politiek nooit mag prevaleren. Quod licet bovi non licet Jovi. www.wikipedia.nl

 

Niettemin bestaat er tot vandaag een heimelijke bewondering voor handelaren, zelfs al betrof hun negotie slaven en wapens, terwijl oerdegelijke fabrikanten onder Nederlandse intellectuelen als gewetenloze profiteurs en onderdrukkers te boek staan. Ik kan het niet hardmaken maar volgens mij hebben handelaren, aangemoedigd door het hebberige thuisfront, ook van onze koloniale geschiedenis een allureloos avontuur gemaakt. Vandaag voeren zij de overhand in onze industrie: allerlei bedrijven die met liefde waren opgezet  zijn aan buitenlanders verkwanseld (Nutricia, Douwe Egberts, Daf, Nuon - de lijst is eindeloos en deprimerend). De financiële sector hebben ze met hun mentaliteit grondig verziekt. Mijn overleden vader was een bankier en wel van het oude stempel: een intens nette man, al zeg ik het zelf, die het algemeen belang was toegedaan en zich nooit aan zelfverrijking heeft schuldig gemaakt. Sinds de kredietcrisis mogen we concluderen dat de prudente en trotse bankiers van weleer slinkse proditeurs zijn geworden die zelfs niet aarzelden bij de overheid te gaan schooien nadat ze hun klanten dusdanig veel schade hadden berokkend dat er bij hen geen winst meer te behalen viel.

 

Tolerantie en nuchterheid

 

Pleij komt ook met de onvermijdelijke tolerantie op de proppen, die een vrucht zou zijn van 'onze' handelsgeest. Oké, maar die tolerantie was betrekkelijk. De vrijheid van godsdienst gold eigenlijk alleen protestanten uit de Reformatie. Eenmaal aan de macht verboden zij joden en katholieken toegang tot overheidsfuncties. Joden mochten nog herkenbare godshuizen neerzetten, katholieken niet. Feitelijk zijn katholieken zelfs onderdrukt tot 1853, toen er voor het eerst weer een bisschop op vaderlandse bodem werd toegelaten. Hun social neglect heeft veel langer geduurd, misschien wel tot nu. Hoe kan het anders dat we in Nederland wel beroemde protestantse, joodse, islamitische en zwarte auteurs hebben, maar geen katholieke? 

Wel, laat er geen goede katholieke auteur zijn, - iets wat Rudy Kousbroek zal onderschrijven, want volgens hem hebben katholieken een 'hoorbaar inferieur taalgebruik': 'non-U, armoedig en zoetelijk'. Daarentegen werd van de enige Nederlandse komiek die zich moeiteloos kan meten met Charley Chaplin en John Cleese zelden gezegd dat hij zeer Rooms was, terwijl uitgerekend dat aspect ervoor zorgde dat ik hem af en toe minder waardeerde. Pleij geeft mogelijk onbedoeld een treffend staaltje van de veronachtzaming die hieraan ten grondslag ligt. Als hij het heeft over de eisen die wij aan nieuwkomers mogen stellen, roept hij op tot geduld, want ook katholieken hebben in Nederland een eeuw nodig gehad 'om zich te emanciperen'. Ik dacht dat Erasmus, Vondel en Jan Steen al geëmancipeerd waren. 

Van tolerantie gaat het naar flegmatisme en nuchterheid. Nieuw is die observatie allerminst, want in de negentiende eeuw sprak Stendhal al van het 'flegmatische of Hollandse karakter' (zoals het sanguinische karakter Frans was, het cholerische Spaans en het melancholische Duits). Maar tcch! Het blijft eeuwig zonde dat tijdens de Reformatie het Nederlandse volk in meerderheid viel voor de fanatieke Calvijn in plaats van de milde Luther. Met Luther hadden we geen Beeldenstorm gehad. Ik heb nooit begrepen dat een horde woestelingen schattige beeldjes te lijf kon gaan zonder dat dit tot massaal protest voerde, wat enkele jaren geleden wel gebeurde toen de Taliban uitgehouwen Boeddha's de lucht inblies.

Hoe lang geleden ook, de Beeldenstorm blijft voor mij tot vandaag actueel, want in Nederlandse films en tv-series meen ik nog steeds de gevolgen ervan te signaleren. Het lijkt wel alsof onze acteurs, een enkeling uitgezonderd, nooit goed naar sculpturen hebben gekeken en geen besef hebben van driedimensionaliteit. Ze vallen zelden samen met hun rol. Sommigen willen nog steeds indruk op hun moeder maken, de meesten veranderen in mompelende schimmen, even onverstaanbaar als Oosteuropeanen, waardoor je nooit in een oogopslag doorhebt wie van hen de hoofdrol vervult. Ja, Nederlandse acteurs gaan in underacting soms zo ver dat je je afvraagt: waarom krijg ik alleen figuranten in beeld?

 

anna

Ontsnapt aan de Beeldenstorm, St. Anna-te-drieën, ca 1500, 80 cm hoog. Abdijkerk Thorn. www.kerkgebouwen-in-limburg.nl

 

De veelgeroemde Hollandse nuchterheid ken ik uiteraard wel, maar ervaar ik alleen bij individuele landgenoten, niet wanneer zij zich groepsgewijs manifesteren, en dat is algauw het geval, getuige de oude Franse zegswijze dat twee Nederlanders een kerk opleveren en drie Nederlanders een schisma.

Naar mijn smaak is de Hollandse nuchterheid, als zij al bestond, tijdens mijn leven ook verminderd. In mijn jeugd hadden christenen en liberalen moreel de overhand. Beiden hoef je geen sprookjes te vertellen over de menselijke imborst, al blijkt achteraf dat zelfs zij niet cynisch genoeg zijn geweest, getuige alle onthullingen over seksueel misbruik door geestelijken en de corruptiepraktijken van VVD-ers.

Socialisten, die vanaf de jaren zeventig de opinievorming domineerden, ontberen echter elk cynisme: zij geloven dat iedereen goed is, behalve werkgevers, die geen van allen deugen. Wel, in diezelfde periode begon de fraude met sociale voorzieningen op gang te komen, en niet zo'n beetje ook. Nog steeds ken ik niemand met een uitkering die de Belastingdienst eerlijk opbiecht wat hij bijverdient. En ik weet zo tien personen te noemen die een individuele AOW ontvangen terwijl zij samenwonen, wat hun duizenden euro's per jaar extra oplevert. Persoonlijk kan ik mij hier niet druk om maken, al heb ik wel ooit het contact verbroken met een links echtpaar dat steeds op kapitalistische uitbuiters afgaf terwijl het paar zelf een zuiver voorbeeld van de omkering ervan bood, namelijk: proletarische uitbuiters. Mijn punt is echter dat leidende kringen in Nederland er wel een kwart eeuw over hebben gedaan om te erkennen dat het niet altijd jofel zat met die uitkeringen en dat controle erop wenselijk was.       

Een dramatischer voorbeeld!

Eind jaren zeventig sijpelden de eerste berichten door dat de inburgering van moslims beroerd verliep. Verwonderlijk was dit geenszins, want het ging om keuterboertjes uit Anatolië en analfabete herders uit het Rifgebergte, die van de ene dag op de andere in een hoogontwikkelde samenleving waren beland. En dan was er ook nog het wereldwijde islamitisch reveil dat gaande was en binnen de eigen gelederen verwarring stichtte. Hoewel een gematigd iemand als Renate Rubinstein al in 1983 waarschuwende woorden sprak, schortte er volgens de meeste opiniemakers echter niets aan die inburgering en zo wel dan lag het aan de intolerantie van gewone Nederlanders; - opmerkelijk, want zij bleken zelfs bereid hiervoor het gekoesterde zelfbeeld op te offeren.

thorn1

 

Ontsnapt aan de Beeldenstorm, vlnr: St. Barbara, St. Isidoor, St. Hubertus, 35 cm hoog, ca 1500. Abdijkerk Thorn.  

 

Alsof een geestelijke Beeldenstorm woedde, werd decennialang iedereen die zijn zorgen uitte over de gebrekkige integratie van moslims van fascisme beticht. Intussen werd de hypotheek op deze ontkenning steeds hoger. Eén Nederlander, Volkert van der Graaf, meende een nationale held te worden door de politicus Pim Fortuyn als was hij een regelrechte nazi te executeren. Fortuyn had er nooit voor gepleit moslims het land uit te zetten; alleen dat zij zich ook ten eigen bate beter aanpasten. Vervolgens meende Mohammed Bouyeri een held van alle moslims te worden door kunstenaar Theo van Gogh midden in Amsterdam ritueel af te slachten. Van Gogh's misdaad: hij had het gewaagd met de islam te spotten. In de hele westerse wereld was tot dan toe geen enkele politicus en geen enkele kunstenaar om deze reden omgebracht, behalve in het nuchtere Nederland. 

Niemand in Den Haag had een adequate reactie op deze gebeurtenissen. Onze nationale politiek heeft veel weg van een Avondje Vara: het begint nog wel met de vraag 'wat?' maar het eindigt steevast met de vraag 'wie?'. Geert Wilders, die nota bene vanwege de islam een eigen partij begon, kraamt zoveel lulkoek uit dat het soms lijkt alsof hij door moslims is ingehuurd om de aandacht van hen af te leiden. Toch heb ik het idee dat het grote publiek dankzij Wilders het gezond verstand terugkreeg - indirect en in etappes. Als Indische jongen met geperoxydeerd haar ziet hij er uit als een sadhoe, een witgepoederde Indiase bedelaar, naar wie omstanders slechts hoeven te kijken om de zegen te ontvangen. Deze heiligman schenkt echter geen zegen, hij stookt juist vuurtjes op. Ik vermoed dat veel Nederlanders hierdoor begrepen dat hun eigen lijn met de werkelijkheid te lang en te kronkelig was geworden en dat zij die enigszins moesten aantrekken. Het krankzinnige is geweest dat er in de tussentijd Nederlandse moslims waren die wel zakelijk vaststelden dat hun geloofsgenoten... Enfin.

 

Tweettweet

 

Nu ik erover nadenk: nuchterheid is sowieso geen vruchtbare eigenschap voor onze tijd. De digitale wereld vergt van een ieder permanente opwinding. Vooral Twitter blijkt een accelerator van jewelste te zijn. Een voordeel van dit medium is dat we alle landgenoten die naar roem snakken overzichtelijk bij elkaar hebben; een nadeel dat we hun gekakel via andere kanalen alsnog vernemen. Het zou mij niet verbazen als dit laatste in Nederland vaker gebeurt. Ik weet niet hoe het in Frankrijk of Engeland zit, maar ik kan me niet voorstellen dat men daar een misdaadverslaggever als Peter R. de Vries voor een praatshow uitnodigt wegens tweets zijnerzijds over onderwerpen die niets met zijn vakgebied van doen hebben (waarbij hij dan ook nog een gezicht trekt als een deskundige bij uitstek). 

Nuchterheid is ook ver te zoeken in het Nederlandse shownieuws, dat dikwijls op een eredienst voor sterretjes lijkt, een hoogmis voor platvloerse goden. Oprecht verbaasd heb ik hier eens met buitenlandse vrienden over gepraat, en na enige uitleg over de betrokken personen konden zij zich inderdaad niet voorstellen dat bij hen een berichtje als het volgende zou rondzingen: 

 

www.nu.nl/achterklap/4064494/jan-smit-hoopt-dochter-zus.html

 

Om tot slot terug te keren naar Pleij: uiteraard presenteert hij Nederland als een aanschakeling van polders te midden van water, veel water. Vlak - of: plat, zoals Gerrit Krol ooit corrigeerde - is ons land inderdaad. Het lijkt wel een zeebodem. Pas voorbij Duinkerken ga je met de auto een heuvel op en dan is het net alsof je voor het eerst in een driedimensionaal landschap terechtkomt. Vanuit het zuiden naar Nederland rijdend kreeg ik eens het beeld dat een reusachtige boerengodheid onze weidevelden had opgetild om alle oneffenheden eronder glad te strijken en onze koeien op strakke gazons te laten grazen. Hartverscheurend werd daarbij de aanblik van gebieden die aan inklinking lijden. Het zaakje drijft en zal straks zinken...    

Polders, inderdaad. Inmiddels ben ik ermee vertouwd, maar lang was dat voor mij onland: een dikke horizon met een hemel als een glazen stolp, waaronder je vandaan wilt kruipen. Geen oord om er te blijven. Dat doen Hollanders zelf ook niet, ze zoeken de wateren in zulk landschap op. Helaas ben ik een echte landrot. Voor mij geen spannende zeiltochten of vrolijke zwempartijen. Schaatskoorts? Mijn neiging bij ijs is ervanaf in plaats van erop!

Ook de Nederlandse kust kan mij weinig bekoren. In andere landen is een kust meestal een soort oever, met baaien waarin beken uitmonden en met rotseilandjes ervoor die bescherming tegen de zee bieden. Onze zandstranden zijn levenloze woestijnen, waarop je arriveert na te zijn uitgespuugd door duinen. Het is jij en de zee, meer niet. Luctor et emergo? Ik denk terug aan verveelde strandvakanties. En aan een onbestemde dreiging die niet goed voor de geest is te halen.  

Godzijdank kent Nederland ook fijne plekken, al associeer ik die eerder met Frankrijk of Denemarken dan met Nederland. Ze zijn van de desbetreffende streek of provincie. Zelf kom ik oorspronkelijk uit Brabant, waar overigens een water gegraven moest worden, de oersaaie Zuidwillemsvaart. Je had er knusse weitjes en akkertjes, waarvoor de term coulissenlandschap nog te royaal klonk, het waren groene kamertjes, met erboven de hemel - niet als een stolp maar als een plafond. En daaromheen stonden rokende en stinkende fabrieken die welvaart brachten...

Laatst hoorde ik Pleij op de televisie zeggen: 'Wij Nederlanders...'

Nee, sterker, hij zei: 'Wij Nederlanders, wij...' Een soort overtreffende trap van 'ons'.

Ik, Jef de Jager, ik zou zo'n stijlbloempje nooit hanteren.

 

 

Lonely Minds Club, Oudemanhuispoort februari 2013 e.p., www.lonelyminds.nl/ds.nl

 

 

* Oktober 2014. Bij DWDD zag ik dat Pleij tegenwoordig gekreukelde jasjes zonder stropdas draagt, comme-il-faut. Ineens merkte ik dat ik genoeg van hem begin te krijgen. Dankzij Paul de Leeuw wisten we al dat voor ijdelheid iemands uiterlijk geen rol speelt, dankzij Pleij weten we nu dat leeftijd er evenmin een dempende werking op heeft. Ofschoon bejaard lijkt hij nog iedere ochtend wakker te worden met de gedachte: Ha, weer een dag dat iedereen van mij kan genieten! 

Psychologie is een raar iets. Massa's mensen zien er redelijk tot goed uit maar onthouden zich van elke pedanterie, omdat ze nooit aan hun spiegelbeeld hebben kunnen wennen. En daar tegenover al die verwaande kwallen met hun rare tronies...  Ze zijn geestelijk ziek, maar dan de andere kant op. 

Voor de duidelijkheid, ik heb niets tegen eminence grises maar zij moeten wel eminent zijn. En een Pleij die, ik noem maar wat, over Rembrandt babbelt is even deskundig als een wiilekeurige docent aan de basisschool. Zo zoetjes aan behoort hij tot een gideonsbende van AOW-ers die niet van de buis is te branden. Als argument voor die voortdurende aanwezigheid hanteert hun aanvoerder, Mart Smeets, zijn eigen conditie: ik kan nog heel goed mee. Maar het enige argument dat telt is: niemand zou mij kunnen vervangen. Met Smeets zijn we dan ogenblikkelijk uitgepraat, evenals met een trits andere journalisten, zoals Hanneke Groenteman, Philip Freriks en Sonja Barend. Over zijn oorspronkelijk vakgebied heeft Pleij wel iets te melden, maar desondanks roept hij bij mij de bede op: mag ik nog een tijdje in het ondermaanse verkeren zonder hem? Televisie-bekendheid zou wat mij betreft sowieso niet langer dan tien jaar mogen duren. Het is nu met BN'ers als met monarchen: je ervaart ze als figuranten in je leven maar in wezen ben jij hun figurant.

 

svenkramer

Humoristisch klinkt het niet maar: humor is wel een trek van Nederlanders, al lijkt in veel gevallen de lach er als het ware aan vooraf te gaan. Te koop: Sven Kramer-muts met bovenop een haardos, het betere alternatief voor de toupetdrager. www.jumbo.com 

 

* januari 2017. Bij nader inzien is de aanduiding de '200 van Matthijs' ongelukkig. In plaats van een overzichtelijk netwerk gaat het om een ideologisch-publicitair complex dat ook de VPRO, de NPO, NRC-Handelsblad en de Volkskrant omspant. Ik realiseerde mij dit toen ik dezer dagen las dat Buitenhof-presentratrice Marcia Luyten een biografie over koningin Maximà gaat schrijven. Whoehaha: Marcia Luyten, de quasi-bitse tante die iedere populist en euroscepticus onder vuur neemt! In een persbericht noemde Luyten Maximà alvast 'geloofwaardig, krachtig, inspirerend en verbindend'! Het is toch werkelijk een godswonder hoe een door en door rechtse instelling als het koningshuis bij ons linkse mensen heeft ingepakt. Ik meen te weten wanneer dit begonnen is: met de ontvangsten in de jaren zeventig die kroonprinses Beatrix en prins Claus figuren uit de cultuursector op Drakestein bereidden. Wim T. Schippers en Rudy Fuchs waren diep onder de indruk van hun uitverkiezing en dat sijpelde in de grachtengordel door. Wil je vandaag een kritisch geluid horen over de Oranjes dan moet je bij rechts zijn, maar dat kijkt wel uit om daarmee te koop te lopen, vanwege quasi-bitse tantes als Marcia Luyten.      

* februari 2017. Voor wie in mij de prototypische VVD- er of zelfs PVV-er meent te ontwaren: de recente Stemwijzer wees als mijn eerste voorkeur de PvdA aan, en als tweede de SP. Ik heb wel een hekel aan de farizeeërs van de Vara, die drie eigenschappen vertonen: solidariteit met zwakkeren, de veronderstelling dat anderen die solidariteit ontberen, en dat ze hierom goed voor hun eigen positie moeten én mogen zorgen. Ik vermoed dat een dergelijke mentaliteit het resultaat is van een langdurig beloonde afhankelijkheid, want je treft haar ook aan op universiteiten en bij andere gesubsidieerde instellingen. Tijdens mijn levensjaren heeft gegolden: hoe linkser mensen waren, hoe beter ze terechtkwamen. Anders gezegd: hoe meer ze onze maatschappij verfoeiden, hoe verder ze het daarin schopten. Op het moment dat ik dit schrijf hebben we zelfs een minister die als kraker is begonnen, en geen hond die er iets over zegt.

 

tietenharry

De Alkmaarse garagist Harry Goudsblom - 'Tieten-Harry' - als fan van het vrouwenvoetbal in 2017. De lach vóór de humor. Spot is ook favoriet boven zelfspot. www.ad.nl

 

* februari 2018. Wat mij net zo stoort aan de Vara is de presentatie van de multiculturele samenleving als een nastrevenswaardig ideaal in plaats van een 'Wunschloses Unglück'. Dat ideaal had verbinding moeten brengen maar fungeert al decennia als splijtzwam. Ontegenzeglijk hebben gewone allochtonen er materieel baat bij gehad, al zijn zij daarvoor allerminst erkentelijk en willen zij het liefst allochtonen blijven. Alleen middelmatige zwarte publicisten hebben hier hun walhalla gevonden: zij verwerven status en inkomen met barre verwijten richting Nederland. Als hun helper whiteys fungeren de arbeiderskinderen van de Vara; zelf van jongs af aan in de watten gelegd maar nog steeds boos dat hun ouders slechts arbeiders waren. Ooit zullen zij tot het teleurstellende inzicht komen dat zij voor hun solidariteit niets terugkrijgen, wat de PvdA al heeft mogen ervaren. Intussen is voor gewone autochtonen, dus het overgrote deel van de bevolking, de multiculturele samenleving hooguit oninteressant - ik zeg hooguit, want in de praktijk zullen zij er meer last dan plezier van ondervinden. Hoewel er tegenwoordig als reactie op de toenemende verdeeldheid een storm van chauvinisme door de media en de politiek waart, denk ik soms dat over enige decennia Nederland niemand meer iets kan schelen en wij hier allemaal bezoekers zullen zijn.

Maar misschien reageer ik te sterk op de wereldvreemde Vara-outlook en word ik daardoor te pessimistisch. Op straat zie ik nog overal levenslustige mensen, behept met de uitdagende maar gezellige humor die Nederlanders van oudsher kenmerkt. Daar zit ook mijn hoop voor de toekomst: dat die mensen hun oren sluiten voor het multiculti gelulti en hun eigen gang blijven gaan. 

* mei 2020. Nadat de Dagelijkse Onder Ons-show was beëindigd, had ik hoop Pleij niet meer zo vaak op teevee te hoeven zien. Helaas, er bestaan nog ettelijke aftreksels van die show. Eén optreden bij NP1 staat me bijzonder bij. Ongevraagd begon Pleij te foeteren op Donald Trump. die van het Chinese virus had gesproken in plaats van het coronavirus. 'De hufter,' zei Pleij tot kirrend genoegen van journalistiek Nederland. Terwijl die aanduiding  helemaal zo slecht niet is als je bedenkt dat het virus in China is ontstaan en Xi Jinping en zijn bende de mondiale verspreiding ervan hebben veroorzaakt. Extra cynisch: andere landen ondervinden er meer last van dan China, zodat dat land een kortere route naar de wereldhegemonie krijgt. Maar 'cultuurhistoricus' Pleij zal nooit iets zeggen dat tegen de  communis opinio van Hilversum indruist. Bijna dood en nog steeds in de smaak willen vallen, tjongejonge.       

 

 


terug naar boven