Mandemakers' Keukens, de Gamma, Ikea, Piet Clerx, de Tapijthal - zie daar de associaties die het gros van de mensen tegenwoordig met Pasen zal hebben. Veel religieuze websites beginnen dan ook met de vraag: Wat is Pasen? Slechts één generatie geleden kon iedere Nederlander hierop het antwoord geven.
Met Pasen gedenken christenen Jezus' verrijzenis uit de dood, nadat hij twee dagen tevoren aan het kruis was gestorven. Wat ook niet-gelovigen weten is dat de datum ervan flink verschuift: de eerste zondag tussen 22 maart en 25 april nadat de eerste volle maan van de lente zich heeft vertoond. Dat de maan als leidraad dient mag opmerkelijk heten, want sinds het concilie van Nicea in het jaar 325 volgen christenen de zonnekalender van de Romeinen in plaats van de maankalender van de joden. Tijdens hetzelfde concilie werd echter bepaald dat Pasen nimmer mocht samenvallen met het joodse Pesach in de nacht van 14 op 15 Nisan.
Kleurplaat van Jezus' verrijzenis - protestanten verkiezen de iets autonomere term 'opstanding' - uit het graf van Jozef van Arimathea op Paaszondag. De boodschap van deze gebeurtenis was tevens dat het leven belangrijker is dan de dood. www.schoolplaten.com
Hoewel het woord Pasen afstamt van Pesach ('overdoen' in het Hebreeuws) herdenken joden dan iets totaal anders: hun ontsnapping aan de slavernij in Egypte. Een probleem hierbij was dat een maanjaar elf dagen korter duurt dan een zonnejaar en joden slechts om de paar jaar een schrikkelmaand doorvoeren om dit verschil in te lopen. Er zat voor christenen niets anders op dan Pasen een week na Pesach te stellen, ook al sprong hun belangrijkste feest daardoor een dikke maand heen en weer in hun agenda. Later zou er nog een verschil ontstaan met orthodoxe christenen die de kalenderhervorming van paus Gregorius negeerden en aan de Juliaanse kalender vasthielden. Sinds 1990 bepleit de Romeinse curie terwille van de eenheid Pasen weer tegelijk te gaan vieren, ongeacht Pesach, maar die beslissing is niet meer alleen aan haar. Sinds 2016 lijken de belangrijkste christelijke kerken die overeenstemming te hebben bereikt, zodat die vaste datum er binnen niet al te lange tijd zal komen.
Aanvankelijk vierde men tijdens het paasfeest het hele Christusmysterie, dat wil zeggen alle zogenaamde heilsgeheimen. Het duurde acht dagen, van Paaszondag tot Beloken ('gesloten') Pasen, de zondag erna, waarop katholieke kinderen traditioneel hun Eerste Heilige Communie deden. Al in de derde eeuw is de veertigdaagse vasten, ter herinnering aan Jezus' verblijf in de woestijn, eraan vastgekoppeld en heeft men de heilsgeheimen op verschillende data gezet en een specifieke liturgie gegeven. In het jaar 310 kwam daar Pinksteren bij, vijftig dagen na Pasen, en in het jaar 425 Hemelvaartsdag, veertig dagen na Pasen.
Van deze zogenaamde paascyclus vormt Pasen uiteraard het religieuze hoogtepunt. Zowel katholieken als protestanten vernieuwen dan hun doopbelofte en maken tijdens de paaswake de opstanding aanschouwelijk middels een lichtcelebratie. Katholieken hebben ook de plicht voorafgaand aan Pasen te biechten en op de dag zelf ter communie te gaan. Omdat zij door de doop van de erfzonde zijn verlost kennen zij een 'zalig Pasen', terwijl protestanten hooguit een 'vrolijk Pasen' beleven, wat voor calvinisten al als 'veel' moet worden beschouwd.
De verrijzenis van Christus wordt verbeeld met kaarslicht. De paarskaars figureert in de katholieke Kerk al sinds de vierde eeuw, en sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw ook in protestantse kerken. Bij katholieken komt de priester met een brandende kaars de kerk binnen; protestanten steken de kaars democratisch aan, soms met behulp van een vuurtje buiten, zoals hier in Honselersdijk, 2013. www.pkn-honselersdijk.nl.
Over de herkomst van het paasfeest en de wereldse gebruiken eromheen is in het verleden druk gespeculeerd. Volgens aanhangers van de Germaanse mythologie, een vrucht van de negentiende-eeuwse Romantiek, is de kerk zo slim geweest om Pasen over een inheems voorjaarsfeest heen te plaatsen in een poging dat te kerstenen. Dat feest zou de Germaanse godin Ostra hebben betroffen, die voor licht, leven en liefde stond. Een uitdrukking hiervan moeten de Engelse en Duitse benamingen voor Pasen vormen: easter en Ostern. Ofschoon beide termen ook heel goed naar het Oosten, waar de zon opkomt, kunnen verwijzen, claimden Germaanse mythologen ook meteen die betekenis, wat hun pleidooi er niet sterker op maakt.
Niettemin ligt het voor de hand dat het wereldlijke paasfeest niet-religieuze elementen bevat. De bewering van christenen bijvoorbeeld dat de bekende paasvuren bedoeld zijn om de doornenkroon die Jezus aan het kruis droeg te verbranden, klinkt behoorlijk vergezocht. En zouden geestelijken de kinderen hebben aangezet tot het beschilderen van paaseieren? In Hongarije besprenkelen mannen vrouwen op Tweede Paasdag tijdens de zogenaamde locslokodás met druppels parfum (vroeger was dat een volle emmer water) en dit gebruik stamt evenmin uit de bijbel.
Palmpasen
Aan het paasfeest gaat vooraf de Goede Week, die begint met met Palmzondag oftewel Palmpasen. De glorierijke intocht van Jezus in Jeruzalem, waarbij hij werd toegejuicht door dezelfde menigte die hem enkele dagen later, tijdens zijn gang naar de Calvarieberg, zou uitjoelen, was in die stad al in de vierde eeuw een onderwerp van herdenking. Hosannazondag zoals de alternatieve benaming luidt, gold als een feest van nederigheid: Jezus werd in zijn armoede aanschouwd en kwam om te helpen ('hosanna' wil zeggen: 'help nu'). Tijdens de processie vervulde een bisschop de rol van Jezus, hij ging te voet en kinderen met plam- en olijftakken vergezelden hem. Dit gebruik heeft zich over het hele Westen verbreid; in Nederland is het al in de negende eeuw aangetroffen.
18de eeuwse Palmpasenviering in Amsterdam, door J. Robijn. Afgebeeld is de 'Friese' stok. (OLM Arnhem)
In de dertiende eeuw is aan die processie de palmezel toegevoegd: een draagbaar of wagentje met een ezel van hout en een dito Christusfiguur erop. De eervolle taak de palmezel te verslepen kregen pelgrims die naar het Heilige Land waren geweest, of rijke burgers die bereid waren hiervoor een som geld op tafel te leggen. Aan deze processies kwam in Nederland radicaal een eind in 1580, toen calvinisten bezwaar maakten tegen elke veruitwendiging van het evangelieverhaal en de kerken ontraadden hun medewerking eraan te verlenen. De palmezels verdwenen daardoor; er is niet één Nederlands exemplaar bewaard gebleven (een Duits exemplaar staat in Rijksmuseum Twente).
De calvinistische oekaze had echter voorlopig geen greep op de wereldlijke Palmpasenviering. Twijgjes van de buksboom, die in onze streken de palmbladeren moesten vervangen, dienden nog eeuwenlang om onheil te bezweren en vruchtbaarheid bij gewas, mens en dier af te smeken, ook onder protestanten. Volgens Bernet Kempers legden zij weliswaar geen palmtakjes bij een broedende kip en staken zij die ook niet op de hoeken van akkers in de grond, zoals katholieken plachten te doen; even zo goed versierden zij hun graven met buksboompjes, ten teken van onschuld en overwinning op de dood. Menig protestant nam zelfs een, uiteraard ongewijd, palmtakje in huis, al werd dat dan niet achter een spiegel of kruis gestoken, maar onder het dak of achter een bloempot verstopt.
Katholieke Volendamse kinderen in klederdracht met palmpaasstok, het Friese model met een grotere broodhaan en ook iets van een broodkrans. 1905, Max Nauta. www.geheugenvannederland.nl
Onaantastbaar voor calvinisten leken de palmpaasjes. De oudste gegevens daaromtrent dateren uit de zeventiende eeuw en betreffen meteen een verbod. Een keur uit Uitgeest uit 1633 bepaalde dat ouders een boete zouden krijgen als hun kinderen met 'palm of diergelijke groente' over straat liepen. Opvallend hieraan is dat palmpaasjes toen al in handen waren van kinderen en dus geen afgezakt vermaak van volwassenen vormden, zoals het sterrezingen bij Driekoningen. Uit de eerste afbeeldingen uit de achttiende eeuw blijkt dat het meestal om een lange stok ging, waar vlaggetjes, appels, eieren, bukstakjes en broodhaantjes op waren gestoken. Maar volgens de volkskundige Catharina van de Graft hebben er meteen twee hoofdvormen bestaan. Naast de net beschreven 'Friese stok' was er een 'Saksische palmpaas', die een brede broodkrans in de top had. Hierop bestonden dan allerlei lokale variaties met betrekking tot materiaal en opsmuk, waarin zelfs verschillen tussen protestanten en katholieken tot uitdrukking konden worden gebracht.
Regionale typen Palmpasens volgens dr. Ch. C van de Graft. Van stokjes tot kruisstokken, van kale takken tot denne- en sparretakken. Bijzonder: de bezem en de palmstruik in Zuid-Limburg en de gaffel (tweetandige stok) in Het Gooi. Tekening J. Duijvetter, 1955.
Een aannemelijke theorie is dat palmpaasjes gekerstende meibomen in miniatuur zijn. De broodhaan in de top staat voor de haan die kraaide toen apostel Petrus drie keer Jezus Christus loochende te kennen na diens gevangenneming op Goede Vrijdag. De windwijzerhaan op kerktorens waarschuwt gelovigen voor hetzelfde. Meer nog onder protestanten dan onder katholieken trokken kinderen met palmpasens langs de deuren om eieren voor Pasen op te halen. Zij zongen: Palm, palm pasen, Eikoerei, Over ene zondag, Dan hebben wij een ei, Een ei is geen ei, Twee ei is een half ei, Drie ei is een paasei. Het Eikoerei is volgens Van de Graft een verbastering van 'Kyrie eleison', en de benodigde drie eieren herinneren niet zozeer aan het verraad van Petrus alswel aan de goddelijke drie-eenheid, die met Pasen actueel is.
Honderdvijftig jaar geleden werd in het hele land nog spontaan met palmpaasjes gelopen; tamelijk uniek, want in het katholieke Vlaanderen was dit toen al niet meer gangbaar. Sindsdien kwam de klad erin. In 1947 stelde Van de Graft vast dat de palmpaasjes nog slechts in honderd plaatsen voorkwamen, voornamelijk in de oostelijke provincies. Voor uitsterven werd gevreesd. Maar zonder dat daartoe een oproep verscheen, begonnen onderwijskrachten, dominees, priesters en speeltuinverenigingen ineens palmpaasoptochten te organiseren, zelfs in gebieden die er nauwelijks een herinnering aan hadden. Behoud van een bindende traditie was meestal het oogmerk, waarbij men overigens niet slechts het verleden wilde kopiëren, want oude regionale liedjes en palmstokken zijn vervangen door een mêlee van persoonlijke creaties.
Palmpasen omstreeks 1930 in het protestantse Staphorst, met zowel de Friese als de Saksische stok. Stien Eelsingh, www.stieneelsingh.nl
Tegelijk veranderde het inzameldoel van persoonlijk naar algemeen, wat het feest meer structuur gaf, zoals tevens gebeurde door prijsjes voor de mooiste stokken uit te loven. Het succes was evident, natuurlijk vooral daar waar de palmpaasjes toch al in ere waren gebleven. In Twente, dat tuk is op alles wat met Pasen te maken heeft, hebben volwassenen via folkloristische gezelschappen en fanfares het heft in handen genomen. Zo wordt in Hengelo al meer dan zestig jaar de kinderstoet voorafgegaan door de Hengeler spöllers en dansers, die de grootste palmpaas van het land dragen, compleet met groene linten die op een afstand door damesleden worden vastgehouden, net als bij een meiboom. De opbrengst van de begeleidende 'eieractie' komt ten goede aan de ziekenhuizen ter plaatse.
Wie in Nederland een spontane palmpasenviering wil bijwonen kan het best naar Curaçao vliegen.
Paastriduüm
De zondag erna is het Pasen, voor christenen het heiligste feest van het jaar. De opmaat ertoe begint op Witte Donderdag, toen Jezus met zijn apostelen het Laatste Avondmaal genoot. In de katholieke Kerk spreekt men van een paastriduüm: drie dagen - volgens de oorspronkelijke joodse kalender: drie nachten - met als start de avondmis op Witte Donderdag en als einde het avondgebed oftewel de vespers op Paaszondag. Zo heeft men lijden, dood en verrijzenis van Jezus bijeen.
Wtte Donderdag staat in het teken van stilte, onschuld en nederigheid. De klokken, het orgel en zelfs de altaarschel zwijgen. Alle kruisen zijn met een wit doek bedekt en de priesters dragen een wit misgewaad - de benaming Witte Donderdag stamt hiervandaan. De nederigheid komt tot uiting in de kerkelijke voetwassing. De paus bedrijft die voetwassing persoonlijk in de Sint Pieter; de Engelse koningen deden hetzelfde tot in de achttiende eeuw, toen zij er een geldgift (maundy-money) voor in de plaats stelden.
De dag na Witte Donderdag stierf Jezus de kruisdood, zijn offer voor de zondige mensheid; vandaar: Goede Vrijdag, tevens de belangrijkste vastendag. Speciaal timmerlieden en smeden moesten van hun werk afzien. In Limburg en Brabant stond tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw menig katholiek om drie uur 's middags stil op straat. In Nederland is van deze eerbied weinig overgebleven, zo niet in Duitsland, waar dan dansen in publieke gelegenheden verboden is en zevenhonderd uitgezochte films op de plank moeten blijven liggen, al wordt daarmee de laatste jaren de hand gelicht.
Op Paaszaterdag was voor katholieken 's middags om twaalf uur de veertigdaagse vasten afgelopen en klonk er weer volop muziek en gebeier vanwege het aanstaande Halleluja ('Prijst, God'). In Limburg plaatsten priesters op het kerkplein grote teilen wijwater, waaruit gelovigen met een kannetje hun voorraad voor thuisgebruik schepten. Protestanten stelden hun gevoel van opluchting nog even uit. Zij blijven erbij dat Jezus Christus pas op Pasen uit het graf opstijgt en spreken daarom van Stille Zaterdag.
Als de klokken zwijgen, worden in de kerk ratels als altaarschel gebruikt. Op Paaszaterdag gingen in Limburg misdienaars daarmee de straat op om eieren te verzamelen. 'Klepperjongens' doen dat vandaag hier en daar nog. Ook Helvoirt, Haaren en Cromvoirt in Brabant kennen zulke verzamelaars, maar dan op de woensdag voor Pasen. Volkskundige kalender ca. 1930. (Archief Thijs Mol)
Eerbiediging van Pasen gold als absolute eis. De katholiek die dan niet in de kerk verscheen, kreeg van zijn pastoor de aantekening 'non-paschant', oftewel iemand die zijn paasplicht niet vervulde. Ook voor zeelui was de dag heilig. In de Engelse sage De Vliegende Hollander voer kapitein Willem van der Decken op die dag toch de haven van Terneuzen uit, en zijn spookschip dwaalt tot vandaag ergens over de wereldzeeën. Mensen verschenen ook op hun paasbest: nieuwe kleren werden bij voorkeur dan aangetrokken. In Brabant bestond daarover een merkwaardig gezegde: 'As ge mi Posse niks nijts aon hèt, moette de küster op oewe rug draage'. Maar waarom een koster? Omdat die er wel netjes uitzag?
Verder wenste men elkaar nadrukkelijk een zalig, vrolijk of gewoon gelukkig Pasen - al naar gelang de levensbeschouwelijke achtergrond. Later werden ook per briefkaart paasgroeten overgebracht. Kinderen schreven paasbrieven voor familieleden om te laten zien hoe ver ze in het schrijven gevorderd waren.
Tegelijk werd de schaarse wintertijd afgesloten met overvloed. Speciaal brood bestond daarvoor: mikken, lammetjes, stoeten; in orthodox-christelijke gezinnen ook matzes, zoals joden met Pesach nuttigen. Slagers liepen enkele dagen voor Pasen met een vetgemeste en in bloemen gehulde paasos rond, ter opwekking van bestellingen vooraleer hij werd geslacht.
Paasos, anoniem schilderij 19de eeuw (OLM). Totdat de abattoirs kwamen een niet onbekende verschijning in Nederland. In Frankrijk is de Boeuf de Pâques nog aanwezig op veemarkten.
De achtergrond van dit gebruik was dat katholieken tijdens de veertigdaagse vasten een totaalverbod op vlees kenden, zodat slagers met Pasen goede zaken hoopten te doen. Die hoop leeft nog steeds, want zij richten hun etalages zelden weelderiger in. Protestanten schaften echter de vasten af, en onder hen verdween de paasos dan ook snel. Van hun kant zullen veel katholieke stedelingen deze directe manier van reclame maken mettertijd als confronterend en onkies zijn gaan ervaren. Intussen weet L.G. Bergman in Amstelodamum te melden dat zo'n wandelend dier tot eind negentiende eeuw in de Jordaan en andere Amsterdamse volksbuurten een vertrouwde verschijning was. Pas de komst van abbattoirs luidde zijn definitieve einde in. Op het platteland is de eigen slacht langer doorgegaan, zoals te zien is op talrijke vooroorlogse foto's van een paasos op internet. Aan zijn gloriedagen herinneren nu alleen nog de Paasveetentoonstellingen in Schagen en Rhenen, al valt hij ook daar niet meer in levenden lijve te aanschouwen.
Het ware paasei
Hét paasgerecht was natuurlijk het paasei. Hoewel de essayist Arie van den Berg het christendom een 'eierloze' religie noemt (Adam werd uit het niets geschapen; Eva uit een rib), is het ei al sinds de vierde eeuw in de liturgie opgenomen. Omdat een ei eerst uit de kip komt en vervolgens een kuiken uit het ei staat het voor de dubbele geboorte, oftewel de wederopstanding; specifieker: de steen van het graf van Jozef van Arimathea waaruit Jezus herrees. Eieren en vruchtbaarheid zijn sowieso een voor de handliggende combinatie. Joden gebruiken ze ook bij hun Pesach. Dat ze speciaal met Pasen belangstelling genoten had tevens een christelijke achtergrond. Het vastengebod gold aanvankelijk louter vlees, maar in het jaar 640 bepaalde paus Gregorius de Grote dat gelovigen zich tevens dienden te onthouden van producten die daarin hun oorsprong vonden, dus boter, kaas, melk en eieren. 'Zwart vasten' is de vakterm. Wel kregen gelovigen mettertijd een lichter regime opgelegd, met zowel algemene als individuele dispensaties (het befaamde boterbriefje!). Pas in de Vastenwet van 1917 zou zuivel achterwege blijven. Nu wilde het geval dat kippen 's winters van de leg waren totdat boeren lichtbakken gingen inzetten; dus dat kwam goed uit. Tegen Pasen echter was die leg weer in volle gang en ontstond een eieroverschot. Boeren begroeven ze hierom wel in akkers ter bemesting; en ter conservering werden ze op grote schaal gekookt.
Eerste van de vijftig Fabergé-eieren die tussen 1885 en 1916 ten behoeve van de Russische Tsarenfamilie zijn gemaakt. De gouden kip zat verborgen in het ei. Het eigenaardige is dat de kip in de paasfolklore verder nauwelijks een rol vervult.www.faberge.com
In de orthodox-christelijke kerken, die tot vandaag consumptie van eieren tijdens de vastenperiode verbieden, kon het paasei een cultstatus krijgen. Men gaf en geeft elkaar met Pasen eieren cadeau, een traditie waaruit de Fabergé-eieren stammen die de tsarenfamilie liet vervaardigen. Ook in Engeland verwierf Easter Egg grote betekenis; in Zuid-Europa daarentegen leefde deze fascinatie niet of nauwelijks. In Nederland bestond er een verschil tussen protestanten en katholieken. Protestanten mochten gewoon eieren blijven eten en zij gaven al aan Palmpasen een extra accent: het 'protestantse' paasei stierf hierdoor langzaam uit. Ter Gouw meldde in 1870 dat een halve eeuw daarvoor Amsterdamse kinderen nog met dergelijke eieren speelden; daarna niet meer. De volkskundige Jos. Schrijnen vulde in 1930 aan: 'Het gebruik der paascheieren was vroeger algemeen en is thans nog in het Zuiden van Groot-Nederland overheerschend'.
Katholieken hier te lande kenden net als elders de uitgeblazen eieren die tijdens de vasten voor echt op tafel werden gezet maar viseitjes bleken te bevatten; en uiteraard de overvloed aan eieren. In het Zuiden brachten zij die na afloop van de vasten wel in manden naar de kerk om ze te laten zegenen. Kinderen, maar ook kosters, gingen erom bij mensen thuis bedelen; in Limburg doen 'klepperjongens' dat nog steeds. Indachtig de goddelijke drie-eenheid gold dan één ei als geen ei, twee ei als een half ei, maar drie ei, ja, dat was een paasei.
Volgens de katholieke visie gingen kerkklokken tussen Witte Donderdag en Paaszaterdag in Rome paaseieren halen. Postkaart 1976
Ze werden geschilderd, die eieren. Deels had dit een prozaïsche achtergrond: op die manier waren ze te onderscheiden van ongekookte exemplaren. Verder was het eierschilderen al bekend in het Perzië van voor de jaartelling; het betreft een tamelijk algemene praktijk. Christenen plachten sinds de dertiende eeuw hun paaseieren rood te kleuren om het bloed van Jezus te verbeelden; in Italië gebeurt dat tot vandaag. In diezelfde dertiende eeuw had Edward I van Engeland de primeur van het Gouden Ei, als presentje voor zijn kinderen. Het veelkleurige paasei is wellicht in de zeventiende eeuw aan het hof van Louis XV in Frankrijk ontstaan; van hem is bekend dat hij zijn dochter eieren schonk die door beroemde kunstschilders waren bewerkt.
Van hieruit zal het beschilderen zich althans over Noord en Oost-Europa hebben verbreid, want Zuid-Europa doet er niet aan. In Oost-Europa, mede onder invloed van de orthodoxe paascultus, maakt men er het meeste werk van: veel dorpse huisvrouwen zijn tot technische hoogstandjes in staat. Aanvankelijk konden gewone mensen zich uiteraard geen dure verven permitteren; als kleurstof gebruikten ze koffie, uienschillen, spinazie, rodekool en lindebloesem. En voor glans zorgde een nabehandeling met spekzwoerd. Handige aniline-verf kwam pas halverwege de negentiende eeuw op de markt. In Nederland zou vanaf 1900 de firma Talens goedkope waterverfsetjes gaan leveren, waardoor het eierschilderen ook op scholen een vlucht kon nemen. En dat is ook de normale setting ervoor geworden: een echte volkskunst werd eierschilderen ten onzent nooit.
Gekookte eieren zoeken in het westen des lands, eind 19de eeuw. Uit kinderfeesten van J. Andriessen. (Atlas van Stolk)
Beschilderde eieren werden verstopt; ook een gebruik dat zich tot het noordelijk deel van Europa beperkte. Vanaf wanneer dit usance werd is onbekend, maar volgens het Ostereimuseum in het Duitse Sonnenbühl dateren de eerste schriftelijke bewijzen ervoor pas uit de achttiende eeuw. Goethe zou een enthousiast promotor van dit gebruik zijn geweest, zoals hij dat ook was van de kerstboom. In Nederland werd eierzoeken vooral beneden de rivieren beoefend. Het verstoppen heeft allicht te maken met het feit dat kippen graag nestelen in struikgewas. Het begrip Easter Egg als geheime boodschap in boeken, films en computerprogramma's verwijst ook naar verstoppen. Desondanks kwamen eieren tevens te liggen op speciale paasweiden, wederom een katholiek gegeven. Bij katholieken heette het namelijk dat kerkklokken de eieren door de lucht gingen halen in Rome, als ze tussen Witte Donderdag en Paaszaterdag moesten zwijgen. Tijdens hun terugtocht strooiden ze dan de eieren 'bij hele vlagen' (Guido Gezelle) uit.
En paaseieren werden gegeten. Mensen die ze zelden aten, aten ze in groten getale. Er bestonden zelfs eetwedstrijden: vijftig stuks is het record dat Ter Gouw in De Volksvermaken meldt (hetzelfde aantal dat gevangene Paul Newman in Cool Hand Luke verorberde).
Het traditionele eiertikgebied in Nederland, België en een grotere versie van Duitsland. Ook in Oost-Europa is eiertikken populair. Uit: Pol de Mont, Het paaschfeest in de Nederlandsche volkskunde, 1944.
De eieren die overbleven werden voor spelletjes aangewend. Men liet ze op Ameland om het verst van de duinen afrollen, overeenkomstig de beroemde Easter Egg Roll op het gazon van het White House in aanwezigheid van de Amerikaanse president. Men smeet er zoveel mogelijk stuk, zoals op Schiermonnikoog. Men plaatste ze in een krijtkring en een danser moest ze er al hinkelend uitduwen, wat tot aan de Tweede Wereldoorlog in Volendam plaatsvond. Men huppelde paarsgewijs in allerlei patronen om twee rijtjes eieren heen, het eierdansen, zoals enkele folkloristische gezelschappen nog bedrijven. Men wierp ze over grote afstand naar een medespeler toe die ze heelhuids diende op te vangen: het eiergooien. En men verspreidde ze over een veld voor een wedstrijd in eiergaderen, oftewel eiervergaren.
Het populairste spel - althans in Limburg, Brabant, Gelderland en Overijssel - is nog niet genoemd: eiertikken, ook bekend als pikken en kinken. Hierbij tikte men naar keuze met de spitse of bolle kant tegen de dito kanten van een ei van een tegenspeler, waarbij het oppervlak zoveel mogelijk werd afgedekt om de weerstand te vergroten. Het geblutste ei was voor de winnaar, of een andere trofee die van te voren was afgesproken. Genoemde provincies maakten deel uit van een ontzaglijk eiertikgebied dat tot in de twintigste eeuw heeft bestaan.
De sombere Paashaas
Ergens in de negentiende eeuw deed de paashaas zijn intrede. De volkskundige John Helsloot stelt dat Nederland met hem kennismaakte in 1825, via een vertaling van een Duits kinderboekje getiteld Ostereier. In Duitsland was hij toen al vertrouwd; de eerste vermelding dateert daar uit 1572, en wel in kringen van lutheranen die ook al de kerstboom bedachten - wellicht uit een gevoelde leegte, omdat ze niet meer in heiligen mochten geloven. Het verband tussen een haas en eieren lijkt vergezocht, maar weidevogels nestelen geregeld in verlaten hazelegers. Ook is geen ander dier zo vroeg in het jaar bezig met de voortplanting; hij laat zich geregeld op de velden zien al boksend met een concurrent of met een onwillig vrouwtje. Vanwege die opzichtige rammeltijd doet de 'Maartse dwaas' in veel culturen als vruchtbaarheidssymbool dienst.
Nederlandse jeugd leert de paashaas kennen. Het onderschrift bij deze tekening luidde: 'Áls je nog nog nooit een Paasch-haas hebt gezien: hier heb je er een hoor', Nieuwsblad van Friesland, 15 april 1930. www.delpher.nl
Bijzonder blijft de keuze van Lutheranen voor de paashaas wel. Volgens het Oude Testament, hét boek voor alle protestanten, is een haas een onrein dier (Leviticus 11). Een onrein dier dat nieuw leven bij de mensen thuisbrengt, wat is dat voor bizarre boodschap? Er waren nota bene andere eierleveranciers beschikbaar, want Duitsland kende diverse uitvoeringen daarvan, zoals de kraanvogel, de vos, de koekoek en de ooievaar. En wat te denken van een paaskip, nota bene degene die de eieren legt? Maar vreemd genoeg werd de kip tot voor kort in de paasfolklore nauwelijks recht gedaan. Slechts in Oostenrijk mocht zij de uitgifte persoonlijk verzorgen; in Midden-Duitsland en delen van Beieren viel de haan die eer te beurt.
Desalniettemin duurde het lang voordat de Lutherse paashaas in Nederland ingeburgerd raakte, nog langer dan de Lutherse kerstboom. De Leeuwarder Courant signaleerde in 1894 de eerste paashaas bij suikerbakkers in Amsterdam, maar van het begin van een traditie was geen sprake. Een deel van de verklaring zal zijn dat calvinisten traditioneel geen eieren verstopten. Bovendien verkochten zij hun kinderen niet graag onzin; orthodoxe protestanten volharden daarin tot vandaag: zij verwerpen de paashaas op principiële gronden, aldus Trouw. Katholieken hadden een eigen reden om de paashaas te negeren. Bij hen leefde het verhaal dat de kerkklokken die op Witte Donderdag naar Rome vertrokken bij hun terugkomst de eieren uitstrooiden. Ik vermoed overigens dat dit een Frans bedenksel is, mogelijk zelfs in reactie op de Lutherse paashaas, want in Italië, de bakermat van het katholicisme, vervullen kerkklokken die rol helemaal niet.
Zelfde gebied als hierboven, met in silhouet afgedrukt de diverse eierbrengers. In Brabant en Limburg doen kerkklokken als zodanig dienst, de rest van Nederland kent nog helemaal geen eierbrengers! Uit: Pol de Mont, Het paaschfeest in de Nederlandsche volkskunde, 1944.
Het kan ook zijn dat de haas hier een imagoprobleem had. Het dier wekt bevreemding: het bezit geen vertederingswaarde, laat staan de aaibaarheidsfactor van een konijn, en lijkt vooral gedreven te worden door angst; vandaar de aanduiding 'angsthaas' voor een laf iemand. Daarom hoeft het niet te verbazen dat er tijdens de export van de Duitse paashaas een ander is misgegaan. In Frankrijk spreekt men van een lapin, dus van een konijn, al is mon petit lapin qua uiterlijk een lièvre, een haas. Ook Engeland toont deze tweeslachtigheid: een Easter Bunny kan zowel een konijn als een haas zijn. Om de verwarring te vergroten doet de paashaas zich in allerlei gedaanten voor: gekleed of ongekleed, mannelijk of vrouwelijk, oud of jong, deftig of armoedig, snaaks of somber - maar vaak somber. Deze onbestemdheid bezorgt de paashaas iets eenzaams, alsof hij diep in zijn hart weet dat hij er alleen is om zijn ontwerper aan het werk te houden en geen kinderziel naar hem verlangt. Wel een schril contrast met de zelfgenoegzame kerstman!
Anders dan de kerstman bezit de paashaas geen standaard uiterlijk. Links een Engelse meneer en mevrouw Paashaas, met verstelde kleren; midden een piekerende Franse paashaas met monocle, rechts een paashaasnozem die om een of andere reden het meest overtuigt. www.catawiki.nl, www.ebay.com.
Eerst in de jaren dertig van de vorige eeuw begonnen Nederlandse kranten regelmatig over de paashaas te berichten. Na de oorlog zette met name het communistische dagblad De Waarheid hem in de schijnwerpers, in navolging van geestverwanten in Oost-Europa die alle niet-religieuze volkscultuur omarmden. Gezien die propaganda hoeft het niet te verbazen dat aanvankelijk bij ons de naakte paashaas overheerste. Zijn opmars begon pas echt toen er een nieuw paasei beschikbaar kwam, het chocolade ei.
Advertentie uit de jaren zestig voor chocolade paaseieren van Côte d'Or. www.huisvanalijn.be
Dit luxe product is naar verluidt eind negentiende eeuw eveneens uit Duitsland komen overwaaien, al waren Franse chocolatiers rond 1830 de uitvinders ervan. De Engelse snoepfabriek Cadbury startte in 1875 met de industriële vervaardiging van zulke eitjes, maar duur bleven ze: een gewone chocoladereep was veel goedkoper, terwijl zo'n reep qua prijs ook al niet binnen ieders bereik lag. Niettemin zou het paasei in deze vorm ook in Zuid-Europese landen doordringen. De grote doorbraak bij ons kwam met de loonexplosie van de jaren zestig. En de paashaas bleek een ideale postiljon van deze koopwaar te zijn. Het kleuteronderwijs speelde hier weer op in door kleurplaten van hem als lesmateriaal te gebruiken, niet zelden ter beschikking gesteld door fabrikanten van chocolade-eitjes.
In 2019 kwam de Hema met concrete cijfers over het chocolade-paasei. Een enquête onder duizend respondenten had geleerd dat Nederlanders jaarlijks gemiddeld 43 van zulke eitjes verorberen, waarvan 13 met Pasen zelf. Maar dat is erg veel: de respondenten zullen wel klanten van de Hema zijn geweest. Het winkelbedrijf signaleerde ook een 'dooreet-effect' ('één ei is géén ei'), wel zo lucratief.
Sluimerende paasvreugd
Ondanks de triomf van het chocolade paasei nam de intensiteit van het wereldse paasfeest in de twintigste eeuw geleidelijk af, althans in onze streken; in Zuid en Oost-Europa is het vanwege de vele processies nog steeds het grootste feest van het jaar. De deconfessionalisering is hierin uiteraard een bepalende factor geweest, maar daarnaast werd de lente, waarin Pasen valt, een minder indringend gebeuren. Honderd jaar geleden gaf het begin ervan uitzicht op verswaren, waarmee aan een nijpend vitaminentekort een eind kwam; dankzij import uit tropenlanden speelt dat niet meer. Dankzij de stofzuiger en de centrale verwarming is ook de Grote Schoonmaak onnodig geworden, die meestal op de woensdag voor Pasen plaatsvond, vroeger Schortelwoensdag geheten, omdat dan het klokgelui tot paaszaterdag wordt 'opgeschort'. In Polen noemt men deze dag zelfs letterlijk 'Smerige Woensdag'. Tegenwoordig echter wordt de lente vooral aangekondigd door krokussen in het gras én door wat Rinus Ferdinandusse ooit ingetogen Blousjesdag ('bloesjesdag') doopte, wanneer vrouwen voor het eerst zonder jas op straat verschijnen. In 1996 bedacht Martin Bril hiervoor een wellustiger alternatief: Rokjesdag, maar veel Vlamingen prefereren Blote Benendag, alsof zij zich tot de kern van de zaak willen bepalen.
De paashaas maakt zijn entree op een protestantse paaskaart uit 1949, maar tevens zijn uitdager, de paaskip. Begin van de strijd tussen de paashaas en de paaskip.
Een woord als 'paasvreugd' zullen hierom weinigen meer in de mond nemen en niemand zal nog op het idee komen een paasgroet naar familie en vrienden te zenden - ook een Duitse gewoonte, naar het schijnt. Voor katholieken heeft zelfs de eigen Kerk ontnuchtering gebracht, in de letterlijke zin van het woord. Op aandrang van het Tweede Vaticaans Concilie schrapte de paus in 1967 de verplichte veertigdaagse vasten, omdat die strijdig zou zijn met de eisen van de moderne maatschappij. Alleen Aswoensdag en Goede Vrijdag bleven vastendagen. Vooral katholieke kinderen werd hiermee veel opwinding ontnomen. Tot die tijd mochten zij doordeweeks niet snoepen, zelfs niet als een jarig klasgenootje tracteerde. Al het lekkers dat zij kregen verdween in een speciaal vastentrommeltje dat zij zelf - een extra kwelling - moesten beheren. Blikjes van Droste, Tjoklat, Van Houten, Verkade en Zeeuwse Roomboterbabbelaars hebben hiertoe generaties lang dienst gedaan. Op zondagen gold een lichter regime en mocht een enkel snoepje worden verorberd, zogenaamd om de smaak niet te verliezen. Maar op paaszaterdag, 's middags om twaalf uur, als de vasten officieel voorbij was en de inhoud van het trommeltje langzamerhand aan elkaar kleefde, ging het deksel definitief open...
De lotgevallen van het paasei illustreren deze teneur. Wie tegenwoordig paasei zegt, bedoelt een chocolade-eitje. Wel beperkt het verstoppen ervan zich niet langer tot het zuiden des lands; het gebeurt overal (zonder ooit een gebeurtenis te worden). Ook protestanten en humanisten doen eraan mee.
Paaskaart 1958. 'Gelukkig Paasfeest' doet een neutraal milieu vermoeden. De paashaas is afwezig, sterker nog: de paaskip loopt er al bij alsof ze van hem gewonnen heeft.
Opvallend hierbij is dat bakkers de paaskip na eeuwen van negatie eindelijk gewicht lijken te geven. In vitrines vertoont zij zich steeds vaker als broedend middelpunt in een mandje met eieren, of als blije kloek onderweg met haar kroost. Om de gedachten te bepalen: Sinterklaas en de kerstman ondervinden van niemand concurrentie, de paashaas wel. Dit moet met teleurstelling te maken hebben. Ondanks zijn erotische context heeft de paashaas in Nederland nooit een frivole status bereikt. Bij de paaskip is dat evenmin het geval, maar zij valt binnen de trend naar biologisch voedsel en bezit althans enige grootmoedigheid. Zelf ruim verzekerd van nageslacht ziet zij namelijk graag dat mensen van een extra eitje genieten. En anders zorgen paaskuikentjes daar wel voor. In 1982 maakte Kees van Kooten als de Vieze Man dit soort kuikentjes in een klap onsterfelijk en ontkoombaar; een intstant hit. Hun boodschap luidt: eet ons gerust in ongeboren staat, want ook met ons huidige aantal hebben wij het al hartstikke gezellig.
Zou het chocolade-paasei het echte paasei van de ondergang hebben gered? Het beschilderen van gekookte eieren wordt tegenwoordig ook beoefend op protestantse-orthodoxe basisscholen, die de paashaas afwijzen. En in veel huisgezinnen verorbert men op Eerste Paasdag een extra ei, aan een ruim versierde ontbijttafel. Maar toch wel verrassend: volgens het Productschap Pluimvee en Eieren zijn er in 2012 op Pasen evenveel eieren als met Kerstmis afgezet: 32 miljoen.
In de bakkerswereld lijkt momenteel de paashaas minder serieus te worden genomen, terwijl de paaskip aan aanwezigheid wint. Links een paashaas die zelf een ei leeg eet, nogal symbolisch, en rechts een paaseend! Beusichem, 2013
Niettemin lijkt er sinds de milleniumwisseling een herwaardering van het paasei aan de gang te zijn. You Tube biedt talloze filmpjes van mensen die met paaseieren spelen, en ettelijke gemeenten kennen weer paasactiviteiten, tot aan paasbingo's en paasbrunches toe. In 2012 vestigden 350 inwoners van Heemskerk een wereldrecord eierenverven: 397 eieren in drie minuten. Aangestoken door dit enthousiasme hebben Nederlandse bloemisten recentelijk nog de Duitse gewoonte om holle eieren aan draden in bomen op te hangen geïmporteerd, de Ostereibaum; in Engeland bekend als als Easter Egg Tree. Helemaal sterk is dat het gooien van eieren zich zelfs van Pasen heeft losgeweekt, als bezit dat een kracht die ook buiten het feest mag gelden. Sinds 1987 bestaat daarin elke zomer een Limburgs Kampioenschap, met als verste worp: 75 meter.
Misschien was er alleen sprake van een tijdelijke onderbreking van het paasgevoel. In de protestantse kerken heeft het paasfeest juist meer nadruk gekregen door de introductie van de paaskaars in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Sinds de Reformatie was die kaars taboe en ineens was zij weer gewild, een voorbeeld van re-ritualisering. De kaars brandt ook niet alleen van Pasen tot Pinksteren, zoals bij katholieken, maar iedere zondag, en vooral van het aansteken met Pasen wordt veel werk gemaakt. Het mag niet verbazen dat brandende kaarsjes sindsdien onder protestanten tevens gewoon zijn geworden bij sterfgevallen en op onheilsplekken.
Paasdecoratie van de Hema. Naast de paaskip betreden ook paaskuikentjes steeds vaker het domein van de paashaas. www.leesvoer.net
Van diverse zijden is er op gewezen dat Nederland ook een aparte paastraditie kent: de Matthäus Passion, die hier tijdens de Heilige Week ruim driehonderd keer in kerken en zalen ten gehore wordt gebracht. Nergens ter wereld heeft Bach's koororchestratie van het lijden van Jezus Christus een dergelijk onthaal gevonden. De basis ervoor legde in 1899 dirigent Willem Mengelberg in het Concertgebouw met een koor van maar liefst 450 zangers. In 1922 begon de Nederlandse Bachvereniging met haar serie in de Grote Kerk van Naarden, wat al een society-event was toen niemand in Nederland nog die term gebruikte. Katholieken beoordeelden de Matthäus aanvankelijk wel als protestantse muziek; zij vielen er pas voor toen in de jaren zestig de Latijnse Mis verdween, aldus Ad de Keijzer. Grappig genoeg was omgekeerd voor calvinisten de Lutheraan Bach ook al behoorlijk oecumenisch. De popjournalist (!) Constant Meijers doorbrak in 1998 de elitair-sacrale sfeer die er nog altijd omheen hing met een eerste Meezing Matthäus in de Moses en Aäronkerk in Amsterdam. Applaus diende zich daarbij aan, voor oudere liefhebbers volstrekt ongepast na een lijdensverhaal. Na de uitvoering van de eerste Nederlandstalige versie, gemaakt door popmusicus Jan Rot, hield de ovatie zelfs twintig minuten aan. De reden van deze toch wel raadselachtige interesse voor Bach's meesterwerk, die alles bij elkaar een zit van vier uur vergt, onthulde de EO met haar programma Korenslag: in tegenstelling tot bijvoorbeeld Engeland was het hier nooit tot de culturele elite doorgedrongen dat driekwart miljoen landgenoten lid zijn van een koor, en voor hen behelst de Matthäus het nec plus ultra.
Paasvuren
Sind Blitze, sind Donner! De paasvuren sluiten ogenschijnlijk goed bij de Matthäus aan. Paasvuren hebben geprofiteerd van de sluimerende paasvreugd en anderzijds ook brandende gehouden. Van oudsher kwamen ze in Nederland voor in een strook tussen Groningen en Gelderland, met uitstapjes naar Ameland, het Friese Stellingwerven en De Peel. Grofweg vormt dit de westkant van een gebied dat loopt van Denemarken tot Oostenrijk, met Polen als oostgrens. Nederlandse dominees hebben er in de zeventiende eeuw het eerst over gerapporteerd, uiteraard afkeurend, maar ze gaan veel verder terug. De functie van dit wereldlijk gebruik is de stapels snoeihout uit boomgaarden te verbranden, wat tevens bruikbare mest oplevert. Ook versleten huisraad en de strovulling van matrassen verdween in het vuur; in Uden sprak men niet voor niets van 'vlooien stoken'. Maar laaiden de vlammen eenmaal op dan verwelkomden de omstanders daarin uiteraard de lente.
Paasbaak Markelo, 1999, gemaakt volgens honderdjarige traditie van snoeihout. (ANP)
Aan het begin van de twintigste eeuw betrof dit een tanende traditie, die slechts door en voor kinderen in leven bleef. Kinderen waren het die met bedelliedjes brandbare spullen aan de deuren ophaalden (He' je ook òlle wannen, die we poasken brannen? He' je ook 'n bossien stro of riet? Aans he' w' poaskenmoandag niet - Drenthe) en vervolgens de 'baak', de paasbult' of de 'paasstapel' opbouwden. Bij katholieken ging daar dan op Eerste Paasdag en bij protestanten, die een strikte zondageerbiediging kennen, op Tweede Paasdag de vlam in (in Duitsland is juist Paaszaterdag gewild). Eigenlijk ging het om het fikkie stoken, want de vuurtjes waren, aldus de berichten, vaak niet hoger dan een stoel.
Volgens de volkskundige Ton Dekker kwam de ommekeer begin jaren twintig, toen verenigingen de organisatie van de vuren ter hand namen en ze her en der zelfs herintroduceerden. Twente en de Achterhoek liepen hierin voorop. Om toeristen te lokken maar ook om de buurtbanden aan te halen kregen de paasvuren een eigentijdse organisatie. Het wedstrijdelement, waardoor ook de oudere jeugd en volwassenen zich er weer toe voelden aangetrokken, was daarin de belangrijkste troef. Begeleid door keuringscommissies en burgemeesters die bekers uitreiken, nam het aantal paasvuren toe tot achthonderd nu. Ook werden zij steeds groter en vuiler, vanwege het verstookte plastic.
Dansen rond het paasvuur. Uit: Anneliesje uit den Achterhoek door J. Riemers-Reurslag, 1941. www.geheugenvannederland.nl
In 1985 was er in Neede voor het eerst sprake van een wereldrecord: 16,15 meter hoog - met de hand vanaf steigers en ladders opgeworpen, want mechanische hulpmiddelen gelden als uit den boze. Twee jaar later vestigde buurtschap Espelo een nieuw record: 27,87 meter, goed voor een vermelding in het Guiness Book of Records. Milieumaatregelen voorkwamen voorlopig dat er paasbergen ontstonden; uitsluitend groen brandmateriaal mocht worden gebezigd. In 2012 wist Espelo andermaal te verbazen met een ondenkbaar wereldrecord: 45,98 meter, drie meter meer dan een Sloveense prestatie uit 2005 die overigens met behulp van pallets was bereikt. De truc was eerst een paal met een lier op te richten, waardoor de takken en struiken met een touw konden worden opgetakeld. Tienduizend toeschouwers waren aanwezig toen het resultaat van een half jaar werk door driehonderd buurtbewoners in de hens vloog.
Paasstaakhalen
Rond de paasvuren zijn in Twente enkele tradities bewaard gebleven die als 'eeuwenoud' worden aangemerkt, hoewel hun geschiedenis nauwelijks is uitgezocht. In de katholieke grensgemeenten Losser en Dinkelland vindt jaarlijks het paasstaakhalen plaats, waarvan de versie van Denekamp nationale bekendheid geniet. De protagonisten hier zijn Judas en zijn toekomstige opvolger Krioter, een merkwaardige twee-eenheid: de verrader Judas en nog een keer de verrader Judas, maar dan met een verbasterde achternaam. De figuur Judas doemt overigens ook elders rond de paasvuren op. In Huissen, Gelderland, wordt een pop van hem in het vuur verbrand, iets wat in Duitsland veelvuldig gebeurt.
In Denekamp gaan Judas en Krioter op Palmzondag door het dorp om geld voor de paasstaak en het paasvuur op te halen. Om één uur op Paaszondag trekken zij samen met honderden mensen vanuit het dorp naar de oude havezate Het Singraven, onderwijl zingend: Christus is opgestanden, Daar nu het feest van Pasen is en Heden is de grootste dag.
Onlosmakelijk met het paasverhaal verbonden is Jezus' hemelvaart, veertig dagen na zijn verrijzenis. In de Bijbel komen twee andere hemelvaarten voor; in de Griekse en Romeinse mythologie waren ze gebruikelijker. Net als in de meeste Europese landen is Hemelvaartsdag bij ons een nationale feestdag. In de iconografie ervan stijgt Jezus doorgaans in wolken gehuld op, maar soms zijn alleen twee verdwijnende voeten bovenin te zien. Paneel uit ca 1500 van Gerard David in het museum van Évora, Portugal (wikimedia).
Sinds jaar en dag wordt daar de benodigde spar gekapt, nadat de landeigenaar hiertoe formeel toestemming geeft. Eenmaal op de grond worden de takken van de boom verwijderd en sleept men de overgebleven staak onder hup-hup-hup geroep naar het dorp. Dat gebeurt massaal en in een behoorlijk tempo. Gedurende de vespers ligt de staak voor de kerk en daarna sleept men hem naar de paaswei, waar een ton met teer aan het bovenste gedeelte wordt bevestigd. De staak gaat naast de paasbult de lucht in door er steeds langere ladders onder te plaatsen. Om beurten klimmen vervolgens Judas en Krioter in een van die ladders om met de nodige grappen de zeker dertig meter hoge boomstam bij opbod te verkopen. Is dat achter de rug dan is het wachten tot acht uur 's avonds, wanneer de teerton en de paasbult in brand worden gezet. Voor die tijd gaat de hele stoet met de ernst van een bedevaart nog eenmaal op en neer tussen dorp en paaswei. De klokken van de Sint Nicolaastoren beieren de hele dag.
Vlöggelen
In het nabij gelegen Ootmarsum melden zich op Goede Vrijdag aan het begin van de avond acht 'poaskearls' voor de Heilige Simon en Judaskerk. Allen zijn vrijgezel, tussen de twintig en veertig jaar, en rooms-katholiek zoals bijna iedereen in het stadje. Hun dracht bestaat uit lichte regenjasjes en gleufhoedjes van een degelijke jaren vijftig snit, wat erop duidt dat het festijn in die periode zijn vormgeving heeft gekregen. De paaskerels, die elkaar in het diepste geheim uitkiezen en minstens vier jaar aanblijven, hebben de leiding over het vlöggelen. Van dit gebruik is voor het eerst melding gemaakt in 1840, maar volgens de historicus Paul Abels kan het goed zijn ontstaan na 1795, toen katholieken na eeuwen van onderdrukking hun godsdienstvrijheid herkregen en daarover hun blijdschap wilden uiten.
Francisco Goya, Optocht van flagellanten tijdens Pasen, ca 1813. Een inspiratie voor de Ootmarsumse vlöggelaars? www.wikipedia.nl.
De term vlöggelen roept bij taalkundigen reminiscenties op aan 'flagellanten', boetelingen die zichzelf processiegewijs geselden. Dit is minder kras dan het lijkt. We kennen zulke taferelen tegenwoordig uitsluitend van sjiietische moslims, maar flagellatie of zelfkastijding is lange tijd ook in de katholieke Kerk een cultus geweest. Ter herinnering aan de geselingen die Jezus Christus had ondergaan, striemden tot in de twintigste eeuw kloosterlingen hun rug in de beslotenheid van hun slaapcel met een bamboerietje, en fanatieke leken die bij hen op kostschool hadden gezeten deden dit thuis in hun studeerkamer na. Een opgestelde bidstoel aldaar gold vaak als indicatie ervoor.
Gedurende de Middeleeuwen trokken openlijke flagellanten tijdens de Heilige Week nog door heel Europa. De contra-reformatie gaf in Spanje aanleiding tot de bloedigste variant, met levensechte kruisigingen, zoals nog jaarlijks gebeurt op de Fillipijnen, eeuwenlang een Spaanse kolonie. In de tijd dat de Ootmarsumse traditie vermoedelijk is ontstaan, waren in zuidelijke landen de geselprocessies nog zeer algemeen, getuige het schilderij dat Goya er toen van maakte. Alleen het Zuiditaliaanse plaatsje Guardia Sanframondi heeft die pijnlijke traditie bewaard; elders héten de deelnemers slechts flagellanten. Afgezien van de naam lijken de Ootmarsumers zich overigens in hun choreografie vooral door de lentereidans te hebben laten inspireren, zoals die tot vandaag wordt opgevoerd door folkloregezelschappen.
Nadat de dag ervoor de paasbaak is voorbereid, maakt men op Pasen 's ochtends en 's middags enkele ommegangen door het dorp. Hierbij klinkt Christus is opgestanden en Alléluja, den blijden toon, een lied van maar liefst negentien coupletten. Om vijf uur begint op de paaswei het echte vlöggelen. De paaskerels trekken een paar maal om het paasvuur heen en gaan dan richting dorp. Achter hen vormt zich een lange keten, waarbij iedereen inhaakt op de linkerhand die zijn voorganger op de rug houdt. Onder de kraag van de voorganger worden ook de gedrukte liedteksten bevestigd, opdat een ieder gedragen - het is een plechtig gebeuren - kan meezingen. Zo trekt de stoet onder grote publieke belangstelling langs een bepaalde route. De oudste paaskerel, die vooraan loopt, rookt daarbij een superbolknak, ook een welvaartsteken van na de Tweede Wereldoorlog. De tocht voert dwars door cafés, waar de paaskerels in 'n gaank een klaarstaand borreltje naar binnen wippen, en òm de zogenaamde stiepels van boerderijen heen, de palen tussen de dubbele staldeuren.
Na een klein uur bereikt men het kerkplein, waar de keten van mensen zich spiraalsgewijs rond de paaskerels windt. Men zingt nog even en dan worden de aanwezige kinderen ineens drie keer de lucht ingegooid: 'Hoera, hoera, hoera'. Dat is het. 's Avonds wordt het paasvuur ontstoken en de volgende dag wordt het vlöggelen nog eens dunnetjes overgedaan
---------------
* Voor extra informatie over paasvuren: www.paasvuur.nl. Voor oude eierrecepten: www.coquinaria.nl Voor paaseieren: het Osteriemuseum in Sonnenbuhl, Duitsland, bezit een collectie van 7000 exemplaren, www.ostereimuseum.de, idem dito het www.muzeuloualorluciacondrea.ro in Vama, Roemenië, een land waar net als in de rest van Oost-Europa het schilderen van eieren nog een levende volkskunst is in plaats van lesstof op scholen.
* Met Pasen in verband staan de vijfjaarlijke uitvoeringen van de Passiespelen in het Openluchttheater De Doolhof in Tegelen, die sinds 1927 tussen mei en september worden gehouden. In de jaren vijftig kwamen daar 150.000 toeschouwers op af, nu nog altijd 40.000. www.passiespelen.nl
In 2016 kende Zaandam een eigen versie van The Passion, met een identieke lichtbak als kruis. Ook elders zijn er inmiddels uitvoeringen. Facebook
* Nachtelijk Gouda had op Witte Donderdag 21 april 2011 de primeur van The Passion, een processie met een lichtbak in de vorm van een kruis, voerend langs veschillende podia waarop bekende figuren popliedjes ten beste gaven (zoals Bloed, Zweet & Tranen van André Hazes). Het voorbeeld hiertoe had vijf jaar eerder het Engelse Manchester verstrekt, inclusief de krachtige benaming, die waarschijnlijk is ontleend aan de beroemde film van Mel Gibson. Hoewel het om een co-productie van de EO en de RKK (inmiddels NCRVKRO) ging, leek de EO in de vormgeving de overhand te hebben. Wie ooit een paasprocessie in Italië of Spanje heeft bijgewoond, zal moeten erkennen dat er zoiets als protestantse Kitsch bestaat. Daar is allereerst de bloedeloze ernst van het gebeuren. In zuidelijke landen zie je weleens een deelnemer schmieren of een glimlach onderdrukken, zo niet hier. Het is voorgebakken vroomheid dat de klok slaat, terwijl de uitvoerende artiesten vaak verklaard ongelovig zijn, maar dat dondert kennelijk niet. Alles voor de kijkcijfers: ook de EO weet dat televisie het beste scoort met een bups BN'ers in beeld. Voorwerp van gespeelde aanbidding is intussen een banale lichtbak, uiteraard zonder gekruisigde erop, want die etaleren protestanten niet. De makers zullen zeker hopen dat zij op deze manier de paasgedachte in Nederland nieuw leven inblazen, maar het programma sluit waarschijnlijk meer aan bij de erbarmelijke identiteitsvraag die velen zich tegenwoordig stellen. In wisselende steden opgevoerd is The Passion in tien jaar tijd uitgegroeid tot een traditie van formaat en een kijkcijferkanon van jewelste. Het heeft hier en daar zelfs navolging gekregen én een Levende Kruisweg in Tiel, ook van protestantse origine.
Levende Kruisweg op de openbare weg in Tiel, met acteurs in Romeinse kleding. Culemborg had hiervan in 2014 de primeur. www.suitbertusparochie.nl
* 23 maart 2013. Ben ik de ontdekker van de paaskip? Naar de paashaas is aardig wat studie verricht, de paaskip daarentegen heeft zelfs nog geen vermelding op: https://nl.wikipedia.org/wiki/Pasen. De paaseend mag ik volgens mij zeker claimen, al is die niet speciaal Nederlands. In Engeland was een levende Easter Duckling al in 1920 een gangbaar cadeautje. En Frankrijk heeft een traditie in Canard de Pâques van chocolade.
* 18 maart 2016. The war on Easter is zelfs in de VS nog niet ontbrand, maar bij ons lijkt de winkelketen Hema er alvast een voorschot op te nemen. In een folder sprak het bedrijf van Vrolijk Voorjaar i.p.v. Vrolijk Pasen en heetten paaseieren verstop-eieren. Een woordvoerder verklaarde deze keuze niet door te verwijzen naar de bijna zeventig procent onkerkelijken in Nederland, waardoor de behoefte aan religieuze feesten vermindert, nee, er waren mensen - lees moslims - die aanstoot namen aan Pasen. Hoewel bij mijn weten geen moslim zich ooit in die zin heeft uitgelaten, wil de Hema blijkbaar kritiek uit die hoek voor zijn. Verbazen doet mij dit allesbehalve. Ik heb op deze site al vaker verkondigd dat multiculturalisme kleingeestigheid en onverdraagzaamheid bevordert. Het is geen kosmopolitisme maar provincialisme.
* In 2017 keerde de Hema met de nodige ironie op haar schreden terug. Het winkelbedrijf zette de grootste eierzoektocht van het land uit en presenteerde in advertenties de 'wereldberoemde' Familie Paashaas, gestoken in kleren uit het eigen assortiment. De 'digitale meute' (Het Parool) had wederom kritiek. De familie was stereotiep patriarchaal. 'Wie zegt dat de paashaas hetero is?', aldus een lesbienne op twiiter.
De familie Paashaas van de Hema in 2017, vlnr.: stuiterbal Richie, de haas des huizes Charles, het nette zusje Inez en moeder Juliette 'op wie alle mannen gek zijn maar die zelf zweert bij haar gekke Charles'. www.adformatie.nl
* In 2018 verruilde de neutrale Theo Thijssenschool in Amsterdam het paasontbijt voor het Suikerfeest om ook eens aandacht te schenken aan andere culturen. Prachtig motief, maar ruimhartigheid hoort wel ruimhartigheid te bevorderen en geen premie op bekrompenheid te behelzen. Soennieten en sjiieten liggen met elkaar overhoop over de datum van het Suikerfeest, evenals Turken en Marokkanen en Marokkanen ook nog onderling. Ik zou zeggen: laat hen eerst eens met een gezamenlijk feest op de proppen komen.
* Pasen 2019. We mogen stellen dat de voorstanders van het feest meer effect hebben gesorteerd dan de tegenstanders, want Pasen wordt nu intenser gevierd dan dertig, veertig jaar geleden.
* Pasen 2020. In het jaar dat The Passion wegens corona geen doorgang kon vinden, bedacht predikant Robert Stigter uit Delfgauw de Paaschallenge, waarbij kleine groepjes tijdens een wandeltocht bij bepaalde adressen filmpjes krijgen voorgeschoteld na activering van een QR-code met een smartphone. De deelnemers, die een bepaalde omstandersrol uitkiezen, moeten naar aanleiding daarvan gewetensvragen beantwoorden met betrekking tot het lijdensverhaal van Jezus. In 2021 boden al 1100 kerken deze service aan.