Kermis

 

 

Vroeger leidden de meeste mensen een eentonig bestaan, zo wordt wel beweerd. Ze hadden lange werkdagen, ze kwamen zelden buiten hun buurt en ze vonden in hun schaarse vrije tijd nauwelijks afleiding, immers, er was geen vertier, geen amusement. Toch is het geen uitgemaakte zaak dat het leven toen zoveel saaier was; het tegendeel kan ook worden gesteld. Bijvoorbeeld: winkelboulevards en kantoorwijken kende men niet, evenmin forensendorpen die zo rustig zijn dat de komst van de SRV-man er al de omvang van een gebeurtenis aanneemt.

 

kermis 

Kermis op de Amsterdamse Nieuwmarkt in 1866, door R. Craeyevanger. (GA Amsterdam)


Mensen waren ook sterker op elkaar aangewezen; hun directe sociale omgeving was groter en daarin vonden frequent ingrijpende gebeurtenissen als ziekte en dood plaats. Zij hoefden zich voor hun gevoel niet slechts te handhaven, zij moesten overleven. Hun wereld was bevolkt met geesten en enge wezens en er bestonden bedreigingen, zoals hongersnood, overstromingen, oorlogen en epidemieën, waarvan hedendaagse mensen de opgeroepen angst niet eens kunnen navoelen. Het werk dat ze deden was wel zwaar, maar toch afwisselender dan dat van iemand die een boekhoudmachine bedient of achter de knoppen zit van een halfautomatisch productieproces.

Bovendien waren er veel meer feesten dan nu; bijna elke rustdag was een feestdag. Er waren inderdaad geen sportverenigingen, geen bioscopen, geen dansgelegenheden; er was geen ontspanningslectuur, geen radio, geen televisie; het hele verschijnsel 'vrijetijdsbesteding' bestond niet. Toch, het spaarzame vermaak dat er wel was, bracht bij hen veel heftiger emoties teweeg dan ons vermaak bij ons. Niets is zo opwindend geweest als een ouderwetse kermis of jaarmarkt.



Oorsprong en bloei

 

Volgens Wikipedia is de kermis van oorsprong een jaarmarkt ter gelegenheid van de wijdingsdag van de patroonheilige van een kerk of plaats. Het Vlaamse woord voor kermis: 'foor' (van het Franse foire, markt) zou hiervoor een indicatie kunnen bieden, maar het is waarschijnlijk andersom gegaan: eerst werd de wijdingsdag gevierd en vervolgens kwam daar een markt bij.

Het woord kermis is wat dat betreft duidelijk genoeg: ker(k)mis, een mis voor de kerk. Bovendien duiken de eerste kermissen pas op nà het jaar duizend, terwijl het aannemelijk is dat voordien al kerkmissen zijn gehouden. Naar deze volgorde verwijzen ook enkele religieuze namen van kermissen, zoals de Sint-Rosa in Sittard en de Sint-Laurentius in Voerendaal. En in Limburg leeft hier en daar nog de gewoonte de kermis te openen met een processie, de zogenaamde bronk (oud-Nederlands voor: pronk). Gronsveld kent eens in de vier jaar zelfs een Grote Bronk, waarbij het Allerheiligste, voorafgegaan door de schutterij, door het dorp wordt gedragen.

 

koppenol

Een boerenkermis zonder attracties, door C. Koppenol. Eind 19de eeuw. (GA Amsterdam)

 

Wel was de band tussen een kerkmis en een jaarmarkt hecht; niet voor niets heet de kermis in 's-Hertogenbosch de Sint-Jansmarkt en in Gulpen de Sint-Hubertusmarkt. In het Duits komt deze relatie nog duidelijker tot uiting: 'Messe' betekent zowel mis als jaarmarkt. Een jaarmarkt werd weliswaar door de wereldlijke overheid ingesteld, maar 'handel en eredienst reikten elkaar de hand'. Pas na de Reformatie zou de overheid  breken met deze combinatie, dus vanaf die tijd ontstonden de gespecialiseerde vee- en goederenmarkten, zoals bijvoorbeeld in Oudeschoot, Deventer, Hedel en Zuidlaren, welke laatste overigens al uit 1232 stamt.

Tijdens de kermis, die enkele dagen tot drie weken kon duren, garandeerde de overheid vrede, vrijhandel en een vrijgeleide voor wie althans niet om geloofsredenen was verbannen of een halsmisdrijf had begaan; schuldenaars en dieven werden ongemoeid gelaten. Ten teken van deze marktvrede werden houten kruizen aan de stadspoorten bevestigd, wat tot in de negentiende eeuw gebruikelijk bleef. Daarop stroomden dan de bezoekers toe: kermisklanten, marskramers, bedelaars, gauwdieven en mensen die inkopen kwamen doen. Velen grepen de gelegenheid aan om familie in het betreffende dorp te bezoeken; volgens Jos. Schrijnen was de kermis zelfs bij uitstek een familiefeest. Tezamen vormden zij één factor van de algehele opwinding. Inwoners van dorpen zagen zich plotseling omringd door duizenden vreemde gezichten. Gedurende de Ommer Bissing(h) waren de meeste woonhuizen zelfs in herbergen omgezet.


boerenkermis

Andermaal een boerenkermis zonder attracties, als levende herinnering in de 20ste eeuw, ets Willem van den Berg. www.catawiki.nl

 

Alleen al dit maakte een kermis onontkoombaar. Iedereen deed er aan mee: oud en jong, rijk en arm. Voor 'arm' was er de mogelijkheid met een getekende of gedrukte kermiswens een fooi op te halen, voor dienst- en servicepersoneel en kinderen gold hetzelfde. Vanzelfsprekend zagen ook trouwlustigen hun kansen, getuige het begrip kermisvrijer en -vrijster. Voor de lol werden er wel veilingen van zulke vrijers gehouden, met wie dan proef kon worden gedraaid tot en met Lappendag, zoals de laatste dag van de kermis nog steeds heet in delen van Noord-Holland en Friesland (naar: de lapjesmarkt die dan traditioneel plaatsvindt en de lappenmand waarin velen verkeren). 

Mettertijd werden kermissen eigenlijk steeds aantrekkelijker. Een 'boerenkermis', zoals afgebeeld op talrijke genrestukken, kende slechts een processie, een schutterijoptocht, een eet- en drinkgelag en dierspelletjes als ganstrekken en katknuppelen. In het noorden verdwenen die processies na de Reformatie en de schutterijoptochten in de achttiende eeuw. In het noorden én het zuiden verdwenen in de negentiende eeuw de dierspelletjes. Maar vanaf de zestiende eeuw nam het aantal attracties op de kermissen steeds toe. Wat viel er niet allemaal te ontdekken?

 

dansendebeer.jpg

'Bom, bom, dideldom, Beerendans ziet men thans, Zelden meer vertoonen', aldus de schrijver H. Ilpzema Vinckers in De kermis en wat er te zien is, rond circa 1850. In werkelijkheid kwamen dansende beren tot 1900 voor op Nederlandse kermissen. www.geheugenvannederland.nl

 

Wij gaan voorbij aan de toneelspelers, de straatmuzikanten, de koek- en wafelbakkers, de loterijen, de poppenkasten, de geleerde dieren en de waarzeggers. Idem dito de kwakzalvers, die overigens al sinds de achttiende eeuw van veel kermissen werden geweerd, en de acrobaten en kunstenmakers (zoals de Italiaanse waterspuwer, die honderd glazen water opdronk, zijn handen in zijn zij zette en vervolgens drie stralen uit zijn mond spoot: bier, melk en wijn). Evenmin hoeven we veel aandacht te besteden aan de rarekiekkasten en toverlantaarns, ook al hadden die een overdonderend effect in een tijd dat mensen nog nauwelijks afbeeldingen te zien kregen.

Aardig is wel dat wetenschappers lange tijd hun vindingen op de kermis hebben gepresenteerd, bij gebrek aan een beter forum. Leeghwater toonde in 1606 op de Amsterdamse kermis de werking van zijn duikerklok; hij bleef drie kwartier onder water, spelend op zijn schalmei, terwijl het gerucht al rondging dat hij verdronken was. Ook de elektriseermachine deed in 1745 haar intrede als kermisattractie, de stoommachine en zo voort. In het voetspoor van die wetenschappers wisten 'physikers' geestesverschijningen berichten van gene zijde door te laten geven. 'Mechanikers' zaagden met de nodige dramatiek vrouwen door midden of onthalsden ze. Een mensenhoofd op een ijzeren stellage gaf antwoord op vragen uit het publiek - hoeveel toeschouwers zullen er gedacht hebben dat het om een echt hoofd ging?

 

wildenopkermis.jpg

'Wilden op de kermis', uit: H. Ilpzema Vinckers, Wat is er op de kermis te zien? Jaar van verschijning:1848, dus kort voor de afschaffing van de slavernij. Hoewel de schrijver medelijden toont met de 'wilden' die 'als dieren' werden getoond, geeft zijn commentaar toch te denken: 'Gij, die met ons armen spot, Hoe vergeet gij dan dat God, Die de gansche wereld schiep, Ons, ook ons in 't aanzijn riep?' www.geheugenvannederland.nl  


Maar wat ons het meest bij een ouderwetse kermis zou treffen is de graad van openbaarheid en directheid, waarvan historica Marja Keijser in Komt dat zien! de voorbeelden geeft. Wij zouden ons schamen, zoals tot in de negentiende eeuw gebeurde, om met kermis te gaan kijken naar gekken in het dolhuis, naar gevangenen in rasp- en spinhuizen of naar zogeheten wonderen der natuur, zoals daar zijn: gedrochten, Siamese tweelingen, wildemannen, albino's, hermafrodieten, levende skeletten en armlozen die met mond of voet tekeningen maakten. Wij zouden gruwen van een uitstalling van misgeboorten op sterk water. En wat te denken van aangeklede geraamtes van opgehangen misdadigers voor de vensters van de Waag in Amsterdam, bij wijze van grap!


Anti-kermis

 

Het hoeft niet te verbazen dat het verzet tegen het verschijnsel kermis al oud is. Calvinistische predikanten verwierpen de 'opgeworpen santen en santinnen' die met kermis werden vereerd en beschouwden de geboden attracties als 'onnutte occasiën ter verroekelosing van veel zielen'. Met uitzondering van enkele dorpen, waar het persoonlijk gezag van de predikant groot was, lukte het echter nergens de kermis compleet te verbieden. Wel kwam er in veel steden jaarlijks een centrale kermis, in plaats van evenveel kermissen als er kerken waren. Een serieuze aanval opende in 1777 de Staten-Generaal met de bepaling dat het zuiden alleen na 11 november kermis mocht houden, opdat daardoor het aantal kermissen kon verminderen. Alleen in Limburg leverde dit geen probleem op, want sindsdien kende men daar een 'Hollandse' kermis nà 11 november, naast de gebruikelijke kermis.

 

kermisoproer1

Een charge van huzaren tijdens het Kermisoproer in Amsterdam in 1876. www.politiemuseum.nl


Halverwege de negentiende eeuw zette toch overal de teruggang in. De burgerij begon zich steeds openlijker te distantiëren van het feestgedruis. Aan de exploitanten lag dat niet zozeer, wel aan hun gasten. August Sassen verhaalt hoe tot die tijd op de Geremtse kermis in Helmond jongens speciaal bijeenkwamen voor 'kerwel', een verbastering van het Franse 'querelle', dus ruzie. Zelfs het beruchte bekkensnijden kwam hieraan te pas. Waar messentrekkerij tot het verleden behoorde, bleef knokken steevast één van de attracties.    

De burgerij diende petities in en bestookte elkaar met verontruste pamfletten als Kermis of geen kermis? en Geen kermis? Toch kermis. Een groep pleitte voor algehele afschaffing, een andere groep voor beschavingswerk onder het gewone volk. In Amsterdam kreeg de eerste groep gehoor: in 1876 werd de jaarlijkse kermis verboden. Met als achtergrond een ontluikende sociale strijd voerde dit tot een heus Kermisoproer dat een week aanhield. 'De rijken', zo luidde het brisante commentaar, 'houden het hele jaar door kermis...' En: 'Godverdomme kermis moet er wezen, kermis moet er zijn...' Honderden woedende demonstranten trokken met stokken door de Kalverstraat en langs de grachten om huis aan huis de ruiten in te slaan. Maar de hoofdstad was haar jaarkermis voorlopig kwijt.  

Intussen gingen elders de ontwikkelingen gewoon door, vooral op technisch vlak. De jaren negentig van de negentiende eeuw waren in dat opzicht uiterst vruchtbaar. Het stoomcaroussel deed zijn intrede, zo ook de stoomwip, de elektrische schommel en de rutschbaan. Ook het reuzenrad van Ferris, met een middellijn van oorspronkelijk honderdtwintig meter, beleefde zijn debuut. Eerder al ontstond de Kop van Jut, genoemd naar Hendrik Jut, die in 1872 een rijke weduwe en haar dienstbode op gruwelijke wijze had vermoord en tot woede van het publiek de doodstraf ontsprong die twee jaar eerder was afgeschaft. In feite ging het hier om vernoeming van een bestaand apparaat, dat in Engeland The pride of Middlesex heette. Een andere kermisklassieker volgde in 1908: Cotton Candy, aanvankelijk in Nederland bekend als Eetbare Watten en later als Suikerspin. Ondanks al deze vernieuwingen bleef het beroerd gaan met de kermis. Rond de eeuwwisseling waren al hele streken 'ontkermist' en na de Eerste Wereldoorlog verminderde het enthousiasme ervoor helemaal. 'Vrouwe Kermis', zo schreef G.A. Wumkes, werd 'een teringpatiënte'. Het eind leek een tijdlang in zicht.

 

feestweide

Voorstelling van een kermis op de Feestweide in Limburg, uit: M.J.H. Kessels, Kermis, een Limburgsche schets, 1922. www.dnbl.org


Enkele rudimentaire kermisvormen, die aan de vroegere boerenkermis doen denken, ontsnapten tussentijds aan het verval. In Limburg kende men de Feestweide: een terrein dat door een boer beschikbaar was gesteld, niet altijd van alle ongerechtigheden ontdaan maar wel versierd met guirlandes en vlaggen. Centraal onderdeel was de kiosk voor de harmonie en daaromheen waren van ruw hout een dansvloer, tafels, banken en een bar gerealiseerd. Als attractie fungeerde bijvoorbeeld een tentje waar men iets uit lege flessen kon hengelen. De 'Vlaamse kermis' in Vlaanderen heeft deze sfeer gehandhaafd: een kleinschalig gebeuren met antieke spelletjes als Ezeltje Prik, sjoelen en ballengooien naar een stapel blikken. Eveneens rudimentair is de 'Westfriese kermis', uiteraard in West-Friesland. Zij bestaat uit een drinkgelag in cafés met buiten slechts een snoepkraam, een draaimolen en een schiettent. Volgens de berichten stamt deze vorm uit het begin van de twintigste eeuw, maar heel oud is het familieaspect ervan: men komt alvorens ter kermis te gaan in huiselijke kring bijeen voor een 'Kermisborrel'. 

 

Mobiel attractiepark

 

In andere oorden moesten kermisexploitanten alles uit de kast halen om hun handel te redden. De wederopstanding lukte uiteindelijk dankzij techniek. Vooral de botsauto was natuurlijk een kapitale vondst: de meeste mensen droomden nog niet eens van een auto en toch konden zij zich op de kermis al van een denkbaar tekort bevrijden door tegen andere auto's op te knallen. Voor Nederland waren het de firma's J.H. Kunkels uit Roermond en C.M. Vermolen uit Gouda die in 1927 met eigen 'autoscooters', zoals de verrassende vakterm luidt, kwamen. Kort daarop verscheen ook de rupsbaan, insgelijks een sensatie, mede omdat er in de begintijd geregeld ongelukken mee gebeurden. Ter wille van de nostalgie bleven draaimolens lustig hun rondjes draaien, maar moderne varianten daarvan tilden vliegtuigjes de lucht in, tolden driezitjes door elkaar en maakten een zwiepende schuinslag. De nadruk verschoof van zien naar beleven en van beleven naar ondergaan, waarbij de gemiddelde leeftijd van de kermisgangers wel steeds lager werd.

 

funfair

Kermis als tijdelijk attractiepark: Funfair 2005 Arena Boulevard, Amsterdam. Foto: Martin Alberts (GA Amsterdam)

 

Aldus geciviliseerd en geactualiseerd keerde de kermis na de Tweede Wereldoorlog bijna overal terug, daarbij geholpen door de algehele welvaartsstijging. De binding met het katholicisme bleek andermaal te werken, want van de ruim 1400 kermissen die Nederland momenteel telt, vindt bijna de helft in Limburg en Brabant plaats; een meer bevindelijke provincie als Utrecht telt er daarentegen slechts dertig. Door steeds nieuwe attracties zoals achtbanen en bungeejumpen toe te voegen, ging de kermis lijken op het twintigtal permanente attractieparken dat Nederland telt, - sinds in 1951 De Efteling in Kaatsheuvel van start is gegaan. Maar voorlopig wint de kermis het, al doet zij vanwege de steeds hogere kosten wel minder dorpen aan.

 

kermis_4

De grootste kermis in het land, in Tilburg, kent een Roze Maandag voor homoseksuelen. (ANP)

 

De grootste kermis van het land, die in Tilburg, trekt nu in een week tijd meer dan een miljoen bezoekers, waarvoor alle attractieparken tezamen een paar maanden open moeten blijven. Maar deze kermis is niet alleen befaamd vanwege haar lengte (4 km), ook vanwege Roze Maandag, een speciale dag voor homoseksuelen. Het initiatief ertoe dateert van 1991 en stamt uit de koker van de Gaykrant. De naam verwijst mede naar Rosenmontag, Razende Maandag, wanneer tijdens het Duitse carnaval mensen door de straten razen. Volgens de berichten komen er jaarlijks driehonderdduizend holebi's (Vlaamse afkorting voor homomannen, lesbiennes en biseksuelen) op af. De NS zorgt zelfs voor speciale treinen, met karaoke-wedstrijden tijdens de reis. Intussen zijn ook hetero's nadrukkelijk uitgenodigd, onder het motto Be gay for a day. Buitenissige kledij lijkt de norm; alles is over de top, zelfs de camp. Toch kan de serieuze onderzoeker er terecht om de rijke homocultuur - van verzorgde Ralph Lauren-nichten tot glanzende circuitboys, van lobbige bears tot onopvallende heterohomo's - te bestuderen.

De Tilburgse kermis wil graag opgenomen worden in de Unesco-lijst voor Immaterieel Erfgoed, maar als iets uit die kermis blijkt dan is het dat mensen helemaal geen kermis nodig hebben om kermis te vieren. 

 

* Zie: www.kermis.nl, www.detilburgsekermis.nl, www.groetebroonk.nl, www.dewestfriesekermisborrel.nl. In Bergen op Zoom, waar vanouds veel kermisexploitanten woonden, bevindt zich een Kermismuseum: www.markiezenhof.nl. Een informatieve website is: www.kermishistorie.nl.


terug naar boven